Beoordeling van schadevergoedingsvorderingen door de rechter in collectieve actie

VR-kort
Artikel
18 november 2020

D.L. Barbiers
Dit artikel gaat over de vraag: Hoe kan de rechter in een collectieve actie een bundeling van schadevergoedingsvorderingen beoordelen? In deze vraag ligt een spanningsveld besloten. De collectieve schadevergoedingsactie heeft tot doel om een massaschadegeschil op een snelle, eenvoudige en finale wijze af te wikkelen. Tegelijkertijd is een collectieve schadevergoedingsactie een afgeleide van een bundeling individuele schadevergoedingsvorderingen. Men zou daarom kunnen menen dat de beoordeling in collectieve acties niet anders zou moeten uitvallen dan bij een individuele beoordeling van die vorderingen. Echter: een snelle, eenvoudige en finale afwikkeling komt in het nauw als individuele gevallen in collectieve actie volledig moeten worden uitgewerkt. Daarnaast zijn niet alle individuele gevallen bekend in een collectieve schadevergoedingsactie, gelet op het opt-outmodel. De rechter moet bij de beoordeling van een collectieve schadevergoedingsactie dus abstraheren van concrete individuele gevallen. De vraag is hoe hij dat kan doen zonder daarbij teveel af te wijken van de uitkomst van individuele beoordelingen.
In de literatuur wordt deze vraag vooral benaderd vanuit het perspectief van het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. In dit artikel hanteert de auteur een breder perspectief. Hij formuleert een aanzet tot een processtructuur voor de beoordeling van een collectieve schadevergoedingsactie. Allereerst onderbouwt hij nader dat een collectieve schadevergoedingsactie een afgeleide is van een bundeling materiële aanspraken en vorderingsrechten van belanghebbenden: de aard van de collectieve schadevergoedingsactie. Vervolgens illustreert hij aan de hand van enkele mogelijke geschilpunten in collectieve acties dat de rechter bij de beoordeling van een collectieve schadevergoedingsactie moet abstraheren van concrete individuele gevallen, ook buiten het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht, en dat daarbij knelpunten kunnen rijzen. Daarna gaat de auteur na of uit het gelijksoortigheidsvereiste van artikel 3:305a lid 1 BW volgt hoe de rechter een bundeling individuele vorderingen op een abstracte wijze kan beoordelen. Ten slotte werkt hij een aanzet tot een processtructuur uit op basis waarvan een rechter een bundeling individuele schadevergoedingsvorderingen op een snelle, eenvoudige en finale wijze kan beoordelen.
De voorgestelde processtructuur beoogt naar mening van de auteur recht te doen aan het uitgangspunt dat de collectieve schadevergoedingsactie een afgeleide is van materiële aanspraken en vorderingsrechten van belanghebbenden (de aard van de collectieve schadevergoedingsactie). Gelet op dit uitgangspunt probeert deze processtructuur zoveel mogelijk te voorkomen dat het resultaat voor individuele belanghebbenden anders is dan wanneer zij een individuele procedure zouden hebben ingesteld. Tegelijkertijd abstraheert de rechter van concrete individuele gevallen en verschillende omstandigheden om te voorzien in een snelle, eenvoudige en finale afwikkeling van massaschade (het doel van de collectieve schadevergoedingsactie). Na toetsing aan de vereisten van artikel 3:305a lid 1-3 BW en artikel 1018c lid 5 Rv zou daarom bij de beslissing van de rechter op grond van artikel 1018e lid 1-2 Rv de vaststelling van standaardgevallen centraal moeten staan. Dat stroomlijnt en vereenvoudigt het partijdebat. De consequentie daarvan is dat de rechter geschilpunten op basis van standaardgevallen toetst. In een schadeafwikkeling kan de rechter (met behulp van voorstellen van partijen) standaardgevallen nader uitwerken. Als de rechter in het ontvankelijkheidsstadium tot de conclusie komt dat de kwestie zich onvoldoende leent voor de vaststelling van standaardgevallen (en de beoordeling daarvan) en/of een schadeafwikkeling, kan de collectieve schadevergoedingsactie afstuiten op het gelijksoortigheidsvereiste en artikel 1018c lid 5 onder b Rv. Deze aanzet tot een processtructuur is overigens niet in beton gegoten. De auteur verwacht dat naarmate rechters, advocaten en griffiers meer ervaring opdoen met procederen in collectieve schadevergoedingsacties, een meer uitgekristalliseerde werkwijze zal ontstaan.
 

 

Bron: 
NTBR 2020, afl. 8, p. 240-254