Beschadigd vertrouwen herstellen: handvatten voor de schadevergoedingspraktijk

VR-kort
Artikel
19 januari 2022

Georgina Kuipers
Groei en ontwikkeling betekent in een land met schaarse ruimte en middelen automatisch dat de overheid projecten en beleid zal initiëren of faciliteren die bijdragen aan het algemeen belang, maar ook schade toebrengen aan burgers. ‘Schade’ in deze zin kan allerlei leed behelzen: bedoeld zijn de diverse nadelige gevolgen van het handelen van de overheid. Vooral bij grote projecten waar veel belangen mee zijn gemoeid, is de kans groot dat de overheid faciliteert (toestaat) dat voor sommige burgers onverwachte schade zal ontstaan. Hierdoor kan het vertrouwen van de burgers in de overheid worden geschaad, omdat de overheid in hun ogen mogelijk incompetent en onrechtvaardig optreedt.
Wat kan de Nederlandse overheid in gevallen van gefaciliteerde schade doen om niet alleen de schade maar ook het vertrouwen van de gedupeerde burgers in hun overheid te herstellen of in ieder geval niet verder te beschadigen? In haar proefschriftonderzoek heeft de auteur onderzocht hoe de overheid zich in situaties van gefaciliteerde schade het beste kan opstellen. Op basis van een breed literatuuronderzoek over het bevorderen van vertrouwen in de overheid alsmede over de behoeften van gedupeerden tijdens een proces van schadeafhandeling, is de auteur gekomen tot een theoretisch kader van vertrouwenwekkend schadebeleid. Daaruit volgt dat de overheid, wanneer zij schade heeft gefaciliteerd en dit op vertrouwenwekkende wijze wil rechtzetten voor getroffen burgers, aandacht kan besteden aan zes principes: erkenning (worden gedupeerden gezien?), participatie (worden gedupeerden gehoord?), begrijpelijkheid (kunnen gedupeerden het beleid volgen?), openbaarheid (is voor gedupeerden inzichtelijk hoe beleid tot stand komt?), onafhankelijkheid (kunnen gedupeerden terecht bij een onpartijdige beslisser?) en voortvarendheid (worden gedupeerden snel geholpen?). Om de uitwerking van die principes in de praktijk in beeld te brengen, heeft de auteur deze nader uiteen gevlochten in zeventien onderliggende beleidsinstrumenten: praktische uitwerkingen van de meer abstracte principes. Aan de hand van ‘casestudy’-onderzoek naar het schadebeleid bij de aanleg van de Noord/Zuidlijn, de uitbreiding van luchthaven Schiphol en de gaswinning in Groningen is dit theoretisch kader vervolgens in de praktijk getoetst. Hieruit volgen diverse lessen voor de Nederlandse schadevergoedingspraktijk.
In dit artikel staat de auteur kort stil bij elk principe en beleidsinstrument aan de hand van voorbeelden uit haar onderzoek. De doelstelling is om lezers, met name juristen en beleidsmakers die betrokken zijn bij het opstellen en uitvoeren van schadevergoedingen en schaderegelingen van overheidswege in brede zin, kennis te laten nemen van dit kader dat beoogd is als een handvat voor de praktijk.
Uit de korte schets van het kader van vertrouwenwekkend schadebeleid is zichtbaar dat er samenhang tussen de principes en instrumenten bestaat. Zo werken participatie en begrijpelijkheid elkaar veelal in de hand, en kan gedupeerden erkenning worden geboden als zij vanuit een onafhankelijke orgaan een schadevergoeding krijgen toegewezen. Tegelijkertijd kunnen de instrumenten schuren: vooral voortvarendheid komt vaak in het nauw door toepassing van andere principes, bijvoorbeeld naarmate een procedure zorgvuldiger, met meer participatie- of second opinionmogelijkheden wordt vormgegeven. Het is derhalve van belang dat dit kader in zijn geheel wordt bezien.
Natuurlijk kan er afhankelijk van de schadeoorzaak meer nadruk worden gelegd op bepaalde principes of instrumenten. Bij een groot aantal gelijksoortige schademeldingen ligt bijvoorbeeld standaardisering voor de hand, terwijl bij meer gedifferentieerde schade goede begeleiding van gedupeerden door de verschillende onderdelen van het schadebeleid van belang is. Hoe meer potentiele verstrengeling bestaat tussen de belangen van de overheid en een betrokken private schadeveroorzaker, hoe belangrijker de ervaring van onafhankelijkheid en openbaarheid zal zijn voor gedupeerden. Als de overheid nauw betrokken was en blijft bij de schadeoorzaak, is de instelling van een onafhankelijk centraal schadeloket aan te bevelen. Het relatieve belang van de principes heeft derhalve met contextuele factoren te maken.
Desondanks moet worden benadrukt dat het voor vertrouwenwekkend schadebeleid van belang is dat juristen en beleidsmakers aan alle knoppen draaien bij de opzet en uitvoering van schadebeleid. Het schadebeleid rond de Noord/Zuidlijn werd na de uitvoering van het advies van de Commissie Veerman goed beoordeeld. Dit had te maken met de geboden erkenning via het ruimhartiger beleid, verbeterde communicatie en dialoog (participatie), openheid en transparantie (openbaarheid), het centrale schadeloket (begrijpelijkheid en onafhankelijkheid) en de gehanteerde voortvarendheid van de diverse schademaatregelen. Via het samenspel van de zes principes kon het beschadigd vertrouwen worden hersteld. En dat vertrouwen hervinden is zeer de moeite waard, gezien de enorme uitdagingen waar onze overheid voor staat.
 

 

Bron: 
NJB 2021, afl. 42, p. 3471-3478