Bewijsvoering in de deelgeschilprocedure

VR-kort
Artikel
11 september 2014

L.C. Hogeling
De deelgeschilprocedure bestaat sinds juli 2010. De sindsdien verschenen jurisprudentie geeft een wisselend beeld van het toepassings-bereik. Regelmatig wordt een verzoek afgewezen, omdat het zich volgens de rechter niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. In een deel van die gevallen wordt het verzoek afgewezen omdat tijdens de behandeling blijkt dat nadere bewijsvoering nodig is om te kunnen beslissen. De deelgeschilprocedure biedt daartoe slechts beperkte ruimte.
In deze bijdrage tracht de auteur aan te geven waar de grenzen liggen van de mogelijkheden tot bewijsvoering in een deelgeschilproce-dure. De auteur heeft alle deelgeschillen in de periode van juli 2010 tot en met januari 2014 bestudeerd, in totaal zo’n 300 zaken. In veertig daarvan oordeelde de rechter dat nadere bewijsvoering nodig was om over het deelgeschil te kunnen beslissen. Het ging hier om zaken waarin de verzoeker vooral veronderstelde dat voldoende duidelijkheid bestond over de feiten om te kunnen oordelen. Tijdens de behandeling bleek dan echter dat die duidelijkheid niet voldoende aanwezig was, doorgaans doordat de wederpartij bepaalde feiten had betwist of de rechter zich onvoldoende voorgelicht achtte. In dertig van deze gevallen werd niet voldaan aan de proportionaliteitstoets en wees de rechter de vordering af. In tien zaken hield de rechter de beslissing aan, in afwachting van nadere bewijsvoering.
De auteur concludeert dat de deelgeschilrechter enige, maar niet veel ruimte biedt voor bewijslevering. Uit de rechtspraak volgt dat de grens van bewijsvoering binnen de deelgeschilprocedure is getrokken bij een deskundigenbericht en bij onduidelijkheid over meer dan één feit. Wanneer het redelijkerwijs voorzienbaar is dat voor beantwoording van het deelgeschil bewijsvoering in de vorm van een deskundigenbericht noodzakelijk is, wijst de rechter het verzoek af. Twisten partijen over meerdere feiten die nadere bewijslevering behoeven, dan wijst de rechter het verzoek ook af.
Bewijslevering in een deelgeschil is mogelijk voor zover die binnen het kader van de regeling en in de specifieke situatie van dat deelge-schil past. Zoals onder meer uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Deelgeschilprocedure blijkt, biedt de regeling hier zelf niet al te veel ruimte voor. In een specifiek geval kunnen het financiële belang en de opstelling van partijen bepalend zijn voor een ant-woord op de vraag of er binnen de deelgeschilprocedure ruimte is voor bewijslevering.
De terughoudende opstelling van de rechter is naar mening van de auteur goed te verenigen met het doel van de deelgeschilprocedure: versterking van het buitengerechtelijke traject door een snelle beslissing van de rechter op een beperkt aantal geschilpunten dat de partijen verdeeld houdt. Om de procedure ook daadwerkelijk snel en niet te kostbaar te laten verlopen, dient de bewijsvoering in de deelgeschilprocedure in beginsel niet te worden toegestaan. Alleen wanneer de bewijsopdracht evident zeer eenvoudig is, zou deze bij wijze van uitzondering binnen het toepassingsbereik van de procedure kunnen vallen. Dit om de deelgeschilprocedure zo kort mogelijk te houden, zodat partijen zo snel mogelijk met een beslissing op zak weer aan de buitengerechtelijke onderhandelingstafel plaatsnemen teneinde binnen de kortst mogelijke termijn tot een minnelijke regeling te komen.
 

Bron: 
TVP 2014, afl. 2, p, 48-51