De schadeclaim van het slachtoffer van strafbare feiten: bruggenbouwer tussen twee rechtsgebieden?

VR-kort
Artikel
11 september 2014

Mr. F.M. Ruitenbeek-Bart en mr. A.J.J.G. Schijns
Op 26 februari jl. organiseerde het ministerie van Veiligheid en Justitie een symposium onder de titel ‘Slachtofferadvocatuur, naar een nieuwe specialisatie?’. Het symposium stond in het teken van de rechtspositie van slachtoffers van strafbare feiten en de rechtsbijstand aan hen. Deze bijdrage is naar aanleiding van het symposium geschreven. Breed onderschreven wordt de gedachte dat slachtoffers – of het nu gaat om slachtoffers van een onrechtmatige daad of om slachtoffers van een strafbaar feit – behoefte hebben aan zowel materiële als immateriële compensatie. Daarnaast zijn ook erkenning, te weten komen wat er precies is gebeurd, het verantwoordelijk willen stellen van de veroorzaker en het vertellen van het eigen verhaal evenzo belangrijke behoeften van het slachtoffer, die wezenlijk kunnen bijdragen aan zijn herstel.
De auteurs onderzoeken hoe het strafrecht tracht tegemoet te komen aan deze behoefte van slachtoffers en hoe het civiele recht daarmee omgaat. Vanuit deze vergelijking rijst de vraag op welke onderdelen de disciplines over en weer van elkaar kunnen leren en welke obstakels daaraan mogelijk in de weg staan. Vertrekpunt voor het onderzoek is de positie van het slachtoffer van strafbare feiten in de strafrechtketen. Vervolgens wordt het vizier gericht op het civiele letselschadetraject om te bezien welke lessen er te leren zijn van het slachtoffer beleid in het strafrecht.
De auteurs merken op dat het strafrecht en het civiele letselschaderecht trachten tegemoet te komen aan zowel de materiële en immateriële behoeften van slachtoffers, maar daar op verschillende wijze invulling aan geven. In de strafrechtketen blijkt een optimale behandeling van de civiele vordering moeilijk te verwezenlijken, hetgeen vooral voor slachtoffers met complexe letselschade problematisch is. In de letselschadepraktijk lijkt daarentegen de sterke gerichtheid op de financiële afwikkeling ten koste te gaan van verwezenlijking van de immateriële behoeften van het slachtoffer. De auteurs signaleren dat er aanleiding is om de verwezenlijking van de financiële en immateriële genoegdoening van slachtoffers van strafbare feiten, die nu primair binnen het strafrecht plaatsvindt, te verbeteren. Zij zien goede mogelijkheden voor kruisbestuiving tussen de beide disciplines. De civiele vordering van het slachtoffer van een strafbaar feit kan een interessante bruggenbouwer tussen twee rechtsgebieden worden. In plaats van een verdergaande ‘civilisering’ van het slachtoffer van een strafbaar feit kan de vormgeving van een civiel traject parallel aan de strafprocedure voor de vordering van het slachtoffer van een strafbaar feit daarvan een eerste proeve worden.
 

Bron: 
TVP 2014, afl. 2, p. 38-47