De schadepost huishoudelijke hulp: op zoek naar handvatten ter invulling van het ‘normaal en gebruikelijk’-criterium

VR-kort
Artikel
18 mei 2021

Mr. M.W.H.M. Janssen
De schadepost huishoudelijke hulp vormt in menig letselschadezaak een punt van discussie. Verzekeraars verweren zich dikwijls tegen het aantal door (belangenbehartigers van) slachtoffers opgevoerde uren hulp. Ook wordt regelmatig het standpunt ingenomen dat bepaalde huishoudelijke werkzaamheden niet voor vergoeding in aanmerking komen. De begroting van de omvang van de schadepost huishoudelijke hulp leidt daardoor vaak tot verdeeldheid.
Met een verwijzing naar De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp van De Letselschade Raad trachten verzekeraars voormelde discussiepunten te beslechten. Deze Richtlijn bevat echter slechts een normering voor een periode van zes maanden na het ongeval. Daarna dient de verzekeraar 'een redelijke vergoeding’ te betalen. Zowel het uurtarief als de omvang van het aantal uren wordt voor de periode na zes maanden dus vrijgelaten. Volgens de Richtlijn geldt dan het criterium of en in hoeverre het inschakelen van professionele hulp voor het verrichten van de huishoudelijke werkzaamheden normaal en gebruikelijk is, zonder echter aan te geven wanneer dat het geval is.
In deze bijdrage gaat de auteur nader in op de vraag wanneer er volgens de jurisprudentie sprake is van huishoudelijke werkzaamheden die vallen onder het criterium ‘normaal en gebruikelijk’. Alvorens op de invulling van dit criterium in te gaan, wordt kort stilgestaan bij het ontstaan van dit inmiddels vaste criterium. Tot slot wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd.
Het is duidelijk dat, wanneer het normaal en gebruikelijk is om professionele hulp in te schakelen, het slachtoffer gecompenseerd dient te worden voor het feit dat hij de huishoudelijke taken niet meer zelf kan verrichten. Ook als de taken niet daadwerkelijk door een professonele hulp worden overgenomen.
Er is echter nog onduidelijkheid over de vraag wanneer aan dit criterium wordt voldaan. Om hierover meer duidelijkheid te verkrijgen, is de jurisprudentie waarin het ging over de vraag welke huishoudelijke werkzaamheden vallen onder het criterium ‘normaal en gebruikelijk’ geanalyseerd. De invulling van dit criterium in de rechtspraak is nog niet eenduidig. Aan de hand van de in het aansprakelijkheidsrecht geldende uitgangspunten en een analyse van de in de diverse uitspraken opgenomen overwegingen is een aantal handvatten te geven, waaronder deze: 1. De aansprakelijke partij dient de benadeelde in staat te stellen zich van de vereiste huishoudelijke hulp te voorzien. 2. Indien de werkzaamheden vallen onder de reikwijdte van het criterium dat het normaal en gebruikelijk is professionele hulp in te schakelen, dan heeft de benadeelde recht op een redelijke vergoeding van deze hulp. 3. Er mag worden geabstraheerd van het feit dat de hulp om niet wordt verschaft, indien de benadeelde ervoor kiest derden (gezinsleden, familie, buren, vrienden) in te schakelen die geen vergoeding voor deze hulp (willen) ontvangen. 4. De norm ‘normaal en gebruikelijk’ wordt in de jurisprudentie nauwelijks gespecificeerd. Het lijkt te gaan om periodiek terugkerende schoonmaakwerkzaamheden, hoewel dit ook nog een rekbaar begrip is. 5. Wanneer het aannemelijk is dat het slachtoffer een beroep zou hebben gedaan op professionele hulp wanneer er geen sociaal vangnet zou zijn geweest, dan kan worden aangenomen dat aan het ‘normaal en gebruikelijk’-criterium wordt voldaan. Daarbij dient deze vraag uiteraard wel te worden losgekoppeld van de vraag of het slachtoffer financieel gezien in staat zou zijn geweest om professionele hulp in te schakelen; anders zouden alleen rijkere slachtoffers aanspraak kunnen maken op vergoeding van huishoudelijke schade.
Naar mening van de auteur bieden deze handvatten meer duidelijkheid over de vraag wanneer aan het ‘normaal en gebruikelijk’-criterium wordt voldaan. Verzekeraars en (belangenbehartigers van) slachtoffers zouden hiervan gebruik kunnen maken bij het begroten van de schadepost huishoudelijke hulp. Mogelijk leidt dit tot een efficiëntere afwikkeling, met name in die zaken waarin tevens sprake is van toekomstige schade.
 

 

Bron: 
TVP 2021, afl. 1, p. 36-43