E.H. Beukers
Eerder is in Letsel & Schade (2013, nr. 4) de onvoorspelbaarheid van de toepassing van de billijkheidscorrectie bij schulddeling in verkeerszaken besproken. In dat artikel hebben de auteurs een eerste aanzet gegeven tot gevalsvergelijking met betrekking tot de billijkheidscorrectie bij verkeersongevallen. De auteurs pleiten ervoor om de uitspraken op het gebied van de billijkheidscorrectie nog meer in kaart te brengen en te categoriseren, zoals ook op het gebied van smartengeld gebeurt. De auteur van dit artikel heeft de door hen opgeworpen handschoen opgepakt. Zij heeft een vervolgonderzoek gedaan naar de toepassing van de billijkheidscorrectie in verkeerszaken. De jurisprudentie die betrekking heeft op de billijkheidscorrectie in verkeerszaken uit de periode juli 2003 tot en met april 2014 is geanalyseerd, gecategoriseerd en verwerkt in een overzicht. Maar eerst geeft de auteur een algemene theoretische inleiding op de toepassing van artikel 6:101 BW in verkeerszaken. Het overzicht is opgedeeld in vier typen verkeersongevallen: 1. een verkeersongeval tussen een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer en een gemotoriseerde verkeersdeelnemer, 2. een verkeersongeval tussen twee gemotoriseerde verkeersdeelnemers, 3. een verkeersongeval tussen twee ongemotoriseerde verkeersdeelnemers en 4. een eenzijdig verkeersongeval.
Het aan het artikel toegevoegde overzicht kan houvast bieden aan zowel de advocaat als de rechter bij de toepassing van de billijkheids-correctie. Naar verwachting zal er dan steeds meer een bepaalde lijn komen in de toepassing van de billijkheidscorrectie. Ook bij de toepassing van de billijkheidscorrectie moet worden gestreefd naar meer rechtszekerheid.
De toepassing van de billijkheidscorrectie in verkeerszaken (II)
Bron:
Letsel & Schade 2014, afl. 2, p. 47-66