Een maatman op maat? Over de rol en positie van de redelijk handelend verzekeraar sinds het Maatman-arrest

VR-kort
Artikel
15 januari 2020

Mr. L. Bartels en prof. mr. N. van Tiggele-van der Velde
In het Wilhelmina-arrest heeft de Hoge Raad de norm van de verzekeraar ‘als redelijk handelend verzekeraar’ geïntroduceerd. Met het verstrijken der jaren zijn rechtspraak en literatuur wat verdeeld geraakt over de vraag of die redelijk handelend verzekeraar de (per definitie redelijke) maatman-verzekeraar is of de redelijke individuele verzekeraar. Op 5 oktober 2018 heeft de Hoge Raad op deze materie arrest gewezen en geoordeeld dat een beroep op verzwijging in de zin van art. 7:930 lid 4 BW – in lijn met de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur – alleen zal kunnen slagen indien de verzekeraar aantoont dat ‘een redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten’. De maatman-verzekeraar lijkt daarmee definitief zijn intrede te doen. Auteurs zijn zich ervan bewust dat met het doorhakken van deze knoop de praktijk nog niet per se voldoende handvatten heeft, zeker niet wanneer de uitspraak van de Hoge Raad goed beschouwd wordt. In deze bijdrage gaan de auteurs in op de vraag wie deze maatman is en hoe hij handelt.
In hun afronding stellen de auteurs vast dat maatman-afwikkeling maatwerk is en om die reden komen zij – in dit stadium, waarin de rechter zelf nog niet heus aan zet is geweest bij het reconstrueren van de acceptatiebeslissing van de verzekeraar – nog niet veel verder dan vaststellen dat de reconstructie nog ‘under construction’ is.
Volgens de auteurs komt het in deze fase vooral aan op het verzamelen van informatie en op het vervolgens toetsen van het door de verzekeraar ingenomen standpunt aan de redelijkheid. Of die toets, zoals deze in de praktijk na het Maatman-arrest zal worden uitgevoerd, uiteindelijk zal leiden tot relevante omstandigheden die meespelen bij de beantwoording van de vraag of een redelijk handelend verzekeraar een verzekering al dan niet zou hebben gesloten, moet worden afgewacht. Vandaar: ‘under construction’.
Informatievoorziening lijkt in ieder geval het sleutelbegrip van dit moment. De rechter die zelf kan toetsen aan de redelijkheid van het handelen van de verzekeraar, indien en voor zover hij voldoende geïnformeerd is over ‘het beleid’ van de verzekeraar zelve en van andere verzekeraars. De rechter ook die daarbij mee kan en zal nemen wat de Hoge Raad heeft overwogen, maar die hopelijk goed zicht heeft voor de spannende grens tussen ‘beleid dat afwijkt’ en ‘beleid van de betrokken verzekeraar (...), ook al voeren andere verzekeraars een ander (...) beleid’.

Bron: 
AV&S 2019, afl. 6