Een problematisch fenomeen: schaderegeling zonder erkenning van aansprakelijkheid

VR-kort
Artikel
15 juli 2020

Joran Wildeboer
Aansprakelijkheidsverzekeraars zijn in de letselschadepraktijk met een zekere regelmaat bereid om een schaderegelingstraject met een derde-benadeelde aan te gaan zonder aansprakelijkheid te erkennen. De verzekeraar stapt daarbij over de aansprakelijkheidsvraag heen en committeert zich om de schade van de derde-benadeelde te regelen met alle verplichtingen van dien. Met andere woorden: een schaderegeling zonder erkenning van aansprakelijkheid.
Meestal ligt in dergelijke gevallen aansprakelijkheid wel voor de hand, maar gaat men toch liever niet tot erkenning over. Ook schaderegelingsbureaus lijken deze figuur steeds vaker te vinden. Zij bedienen zich dan soms van eigenaardige constructies, zoals het verstrekken van renteloze leningen aan derden-benadeelden in plaats van de gebruikelijke voorschotten op de schade.
In dit artikel bespreekt de auteur de volgende vragen: Waarom kiezen aansprakelijkheidsverzekeraars voor een schaderegeling zonder erkenning van aansprakelijkheid? Hoe verhoudt die zich tot de gebruikelijke schadevergoeding na erkenning? Wat zijn de risico’s voor de derde-benadeelde?
De schaderegeling zonder erkenning is een vreemde eend in de bijt en doorkruist de twee-fasen-systematiek van het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. Hierdoor kunnen onduidelijkheden ontstaan die de rechtspositie van de derde-benadeelde en diens achterban nadelig kunnen beïnvloeden. Die onduidelijkheden kunnen deze tot diep in de schaderegeling blijven achtervolgen. De aansprakelijkheidsverzekeraar kan van deze onduidelijkheden juist profiteren. De schaderegeling zonder erkenning staat dan ook vooral ten dienste van de aansprakelijkheidsverzekeraar van de aangesproken partij.
In de praktijk zou de hoofdregel voor de (belangenbehartiger van de) derde-benadeelde moeten zijn om in beginsel niet in te stemmen met een schaderegeling zonder erkenning, tenzij daarvoor in een concrete zaak voldoende prangende redenen bestaan. De gedachte dat een schaderegeling na of zonder erkenning lood om oud ijzer is zolang de aansprakelijkheidsverzekeraar bereid is voorschotten op de schade en (de buitengerechtelijke kosten) te verstrekken, is onjuist en kan de derde-benadeelde en diens achterban duur komen te staan. Met een schaderegeling zonder erkenning wordt bovendien voorbijgegaan aan de emotionele behoefte van de derde-benadeelde aan erkenning, waarvoor het aansprakelijkheidsrecht al te weinig ruimte biedt. Terughoudendheid is daarom het devies.
De (belangenbehartiger van de) derde-benadeelde die voornemens is in te stemmen met een schaderegeling zonder erkenning, doet er voorts goed aan om duidelijke afspraken te maken met de aansprakelijkheidsverzekeraar. De aansprakelijkheidsverzekeraar dient zich in ieder geval expliciet, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd te committeren aan het vergoeden van de volledige schade van de derde-benadeelde. Daarbij is het ook van belang om stil te staan bij de grondslag waarop aansprakelijk is gesteld en de vraag of in de schadebegroting wel of niet geabstraheerd wordt van de aard en de ernst van de normschending. Bovendien moeten vorderingen van derde-gerechtigden in ogenschouw worden genomen. Vanzelfsprekend moet de derde-benadeelde geen genoegen nemen met mondelinge toezeggingen, maar een duidelijke schriftelijke bevestiging of vaststellingsovereenkomst eisen.
De aansprakelijkheidsverzekeraar die op (mede-)aansprakelijke partijen regres wil nemen vanuit de positie van de derde-benadeelde, doet er goed aan de cessie gelijktijdig te regelen. Doet hij dit niet, dan vindt immers onomkeerbaar subrogatie plaats zodra de verzekeraar voorschotten op de schade verstrekt. Dat kan zijn eigen regresmogelijkheden nadelig beïnvloeden.
En als partijen dan toch over de schaderegeling nadenken, zouden zij van de nood een deugd kunnen maken door gelijktijdig nadere, concrete afspraken te maken over de verdere invulling van de schaderegeling. In dat kader valt te denken aan termijnen, bevoorschotting, deskundigenberichten, etc. Hopelijk vormt dit een opmaat naar een verder constructieve schaderegeling.
 

Bron: 
Letsel & Schade 2020, afl. 2, p. 5-12