Prof. mr. J. Spier
Er zijn sterke aanwijzingen dat de tijd van uitbreiding van aansprakelijkheid in ons land voorbij is. Een reeks recente arresten van de Hoge Raad ademt terughoudendheid om de grenzen van aansprakelijkheid verder ten gunste van slachtoffers op te schuiven. De auteur bespreekt de arresten. Allereerst bespreekt hij het Wilnis-arrest. Hij plaatst dit arrest in de nieuwe trend, omdat het volgens hem voor dit soort zaken veel nadruk legt op wat in de kelderluikcriteria de bezwaarlijkheid van het nemen van maatregelen is; de nadruk wordt gelegd op begrenzing van aansprakelijkheid. Aldus opgevat is de boodschap van het arrest dat de financiële armslag voor dit soort gevallen een heel relevante, zij het dan ook niet doorslaggevende, rol speelt, wat zijns inziens in het algemeen bij kelderluikfactoren niet het geval is. Het Wilnis-arrest ziet zowel op een zekere keuzevrijheid van de besteding van algemene middelen als in het bijzonder op beleidsvrijheid als middelen beperkt zijn. De auteur is van mening dat als het juist is dat het arrest een dam opwerpt tegen vergaande aansprakelijkheid in dit soort zaken, dit een belangrijke ontwikkeling is.
Veel duidelijker en daarmee veelzeggender vindt de auteur het Paalrot-arrest. Door een lek in riolen is, volgens een aantal bewoners, schimmelvorming ontstaan aan de fundering van hun huizen. Zij spreken de gemeente aan, primair ex art. 6:174 BW en subsidiair ex art. 6:162 BW. De Hoge Raad wijst, net als het hof, de vordering af. Het oordeel van het hof dat, ook al was de riolering al vanaf 1986 lek, daaruit niet volgt dat de riolering niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, is volgens de Hoge Raad niet onjuist. De gekozen aanpak na 2001, toen de omvang van het probleem bekend werd en beleid werd ontwikkeld, kan de toets der kritiek ruimschoots doorstaan, mede gelet op de beschikbare financiële middelen en de tegengestelde prioriteiten (tegengestelde belangen, zoals eigenaren van huizen op houten en op stalen palen). Deze motivering van het hof acht de Hoge Raad niet onjuist en evenmin onbegrijpelijk. De boodschap hier lijkt wel duidelijk: grote voorzichtigheid past bij het aannemen van aansprakelijkheid in dit soort kwesties. Naar mening van de auteur is de Hoge Raad beducht voor de olievlekwerking van aansprakelijkheid, anders gezegd: macro-argumenten hebben allicht de doorslag gegeven.
Ook andere arresten wijzen in dezelfde richting. Zoals de arresten waarin de Hoge Raad de deur, die de weg naar aansprakelijkheid op grond van goed werkgeverschap voor bepaalde arbeidsgerelateerde ongevallen opende voor niet reeds aanvaarde gevallen, ferm op slot heeft gedaan. Illustratief is ook de zaak waarin een leerkracht op een schoolplein letsel opliep door een voetbal die een leerling tegen haar hoofd had getrapt. Nog pregnanter is de zaak waarin een weggebruiker wordt getroffen door een afgebroken tak met een plakoksel. In beide zaken werd de vordering afgewezen.
Toch is er wel enige voorzichtigheid geboden. Het is wellicht gevaarlijk om op basis van een betrekkelijk klein aantal arresten te spreken van een nieuw tijdperk. Maar het komt de auteur heel aannemelijk voor dat het tij van uitdijende aansprakelijkheid is verlopen. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat op alle terreinen sprake zal zijn van pas op de plaats of zelfs een stapje terug. Niet uit te sluiten is dat voor met name sommige nieuwe vormen van schadevergoeding of verhoging van de omvang van één of enkele thans toegekende soorten vergoedingen nog plaats zou kunnen zijn. Maar daarvoor moeten dan wel heel klemmende argumenten worden aangedragen. Het is enigszins speculatief wat de reden is van/voor de koerswijziging. De auteur denkt dat de rechter beducht is dat verdere uitbrei-ding onvoldoende maatschappelijk draagvlak heeft. Bovendien bestaat in toenemende mate de vrees dat vér strekkende aansprakelijk-heid wel degelijk ongewenste maatschappelijke effecten te weeg kan (gaan) brengen. In de huidige tijd kunnen we onze ogen niet (meer) sluiten voor de noodzaak om in een aantal gevallen nieuwe keuzes te maken, uiteraard binnen het bestaande wettelijk kader.
Gedachten over een vastgelopen stelsel. Een nieuw tijdperk?
Bron:
AV&S 2014/6, afl. 2