E.R. de Jong
Dit artikel gaat over het bewijzen van het oorzakelijk verband in geval van generieke causaliteitsonzekerheid. Er is sprake van generieke causaliteitsonzekerheid wanneer onzeker is of de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis de ingetreden schade überhaupt heeft kunnen veroorzaken. Generieke causaliteitsonzekerheid is een wijdverbreid fenomeen. Voorbeelden vindt men in de context van AI-systemen, vaccins, 5G-straling, bromtonen bij windmolens, nanotechnologie, e-sigaretten en PFAS. In geval van generieke causaliteitsonzekerheid staat, in beginsel, het condicio sine qua non-verband (csqn-verband) steeds aan vestiging van aansprakelijkheid in de weg, ook wanneer de onrechtmatigheid is vastgesteld. Dat roept de vraag op in hoeverre er noodzaak en ruimte is om het csqn-verbandvereiste, en de regels aangaande het bewijzen daarvan, te versoepelen in geval van generieke causaliteitsonzekerheid, bijvoorbeeld met toepassing van bewijsrisico-omkeringen, bewijsvermoedens, kansschade of proportionele aansprakelijkheid. Dergelijke versoepelingen op het (bewijs van het) csqn-verbandvereiste behoren al geruime tijd tot het aansprakelijkheidsrecht. Onduidelijk is of, en zo ja, in hoeverre deze leerstukken ook kunnen worden gehanteerd in situaties van generieke causaliteitsonzekerheid.
Alvorens in te gaan op de vraag of versoepelingen aangewezen zijn, bespreekt de auteur de term generieke causaliteitsonzekerheid en de meerwaarde van het gebruik van deze term. Ter beantwoording van bovenstaande vraag worden eerst de rechtspolitieke overwegingen die voor en tegen een bevestigend antwoord pleiten, behandeld. Daarna wordt bekeken hoe generieke causaliteitsonzekerheid zich verhoudt tot versoepelingen die het voor de gelaedeerde gemakkelijker maken om de gehele schade van de laedens vergoed te krijgen (alles-of-niets versoepelingen). Vervolgens komen versoepelingen aan de orde die kunnen leiden tot een proportionele verdeling van de schade (proportionele versoepelingen).
Geconcludeerd wordt dat er niet veel ruimte is voor dergelijke versoepelingen. In sommige uitzonderingsgevallen komt de gelaedeerde een beroep op kansschade of proportionele aansprakelijkheid toe. Een succesvol beroep op (voor de laedens) meer ingrijpende versoepelingen, zoals de arbeidsrechtelijke omkeringsregel of een bewijsrisico-omkering, is om goede redenen uitgesloten. Onduidelijk is nog of een bepaalde (minimum) mate van zekerheid over generieke causaliteit is vereist voor toepassing van kansschade en/of proportionele aansprakelijkheid. Bij specifieke causaliteitsonzekerheid ligt die grens bij een ‘zeer kleine kans’. Het is niet helder wanneer sprake is van een 'zeer kleine kans' bij generieke causaliteitsonzekerheid. Ofwel: de ondergrens in relatie tot generieke causaliteitsonzekerheid is onduidelijk. De auteur meent dat proportionele aansprakelijkheid pas mogelijk moet zijn indien sprake is van een plausibel vermoeden van een generiek causaal verband. Ook bij kansschade zou deze ondergrens gehanteerd kunnen worden.