Gezichtspuntencatalogi in de civiele rechtspraktijk

VR-kort
Artikel
11 september 2014

Mr. J.P. Quist
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw maakt de Hoge Raad in zijn – voornamelijk civielrechtelijke rechtspraak – gebruik van zoge-noemde gezichtspuntencatalogi. Een gezichtspuntencatalogus is een lijst waarin wordt aangegeven welke factoren voor de te beoordelen zaak van belang zijn of van belang kunnen zijn. Bekende en nog steeds toegepaste voorbeelden zijn de catalogi uit het Kelderluik-arrest en het arrest Saladin/HBU.
In de praktijk blijkt met regelmaat dat partijen en in navolging daarvan ook de rechter zich beperken tot de gezichtspunten die de Hoge Raad in het voor hun zaak relevante arrest heeft voorgeschoteld. Daardoor kunnen echter mogelijk zeer relevante factoren buiten beeld blijven, waardoor zij niet (kunnen) worden betrokken in de oordeelsvorming van de rechter.
Een gezichtspuntencatalogus wordt in de rechtspraak van de Hoge Raad dikwijls voorafgegaan door de overweging dat het antwoord op een bepaalde (rechts)vraag afhankelijk is van alle (relevante) omstandigheden van het geval. De enkele verwijzing naar de omstandigheden van het geval geeft niet aan welke factoren van belang zijn of kunnen zijn. Maar zo’n verwijzing is niet helemaal nietszeggend. De frase ‘alle omstandigheden van het geval’ geeft in elk geval aan dat er op voorhand geen feiten en omstandigheden van de beoordeling mogen worden uitgesloten. Door het formuleren van gezichtspunten kan de Hoge Raad richting geven bij de zoektocht naar de relevante factoren in een bepaald soort zaken. Geen enkele door de Hoge Raad geformuleerde gezichtspuntencatalogus heeft een limitatief karakter. Dat betekent dat de gezichtspunten steeds ook met andere relevante feiten en omstandigheden kunnen worden aangevuld. De vraag rijst wel of het formuleren van relevante factoren in een lijst(je) met gezichtspunten niet tot verstarring leidt, in die zin dat partijen zich uitsluitend en vooral concentreren op de door de Hoge Raad aangereikte factoren, terwijl andere mogelijk (zeer) relevante aspecten daardoor over het hoofd worden gezien.
De lagere rechtspraak laat een wat wisselend beeld zien ten aanzien van het antwoord op de vraag hoeveel ruimte er is voor de toepas-sing van overige, niet door de Hoge Raad genoemde, factoren. Nu de gezichtspuntencatalogus niet limitatief is, blijft er ruimte over om de gezichtspunten met andere relevante factoren aan te vullen. Partijen kunnen wat dat aangaat dus creatief zijn; partijen en niet de rechter. Het ligt immers in de eerste plaats op de weg van de betrokken procespartijen om de voor hen relevante feiten en omstandigheden aan de rechter voor te houden, deze van een concrete invulling te voorzien en aan te geven waarom die factoren tot een bepaalde uitkomst van de procedure zouden moeten leiden. Wanneer partijen de door hen ‘gewenste’ gezichtspunten naar voren brengen, zegt dit echter nog niets over de wijze waarop de rechter invulling moet geven aan de diverse factoren, hoe deze tegen elkaar moeten worden afgewogen en aan het uiteindelijk oordeel van de rechter moeten bijdragen.
 

Bron: 
Advocatenblad september 2014, afl. 9, p. 30-32