Het begroten van de schadevergoeding in een collectieve actie

VR-kort
Artikel
12 januari 2018

Mr. A.J. Rijsterborgh
Het klassieke aansprakelijkheidsrecht is toegesneden op de juridische strijd tussen twee individuen. De invoering van art. 3:305a BW heeft er echter voor gezorgd dat juridische vraagstukken over onder meer de grondslag van de aansprakelijkheid ook collectief kunnen worden beantwoord. Van vraagstukken over causaal verband en de omvang van de schadevergoeding werd tot op heden aangenomen dat deze enkel individueel konden worden beantwoord. Het vorderen van een schadevergoeding in een collectieve actie is daarom niet mogelijk. Het in november 2016 ingediende wetsvoorstel (kamerstuk 34608) beoogt het mogelijk te maken om wel een collectieve schadevergoedingsactie in te stellen.
Het wetsvoorstel is tamelijk summier met betrekking tot de vraag hoe de rechter de omvang van de schadevergoedingsplicht collectief dient vast te stellen. Het wetsvoorstel biedt de rechter de ruimte om ‘goed te kijken’ naar de omvang van de (aan een bepaalde categorie eisers) te vergoeden schade. In dit verband wordt slechts opgemerkt dat door de rechter een mechanisme moet worden opgezet dat het achteraf voor gedupeerden eenvoudig maakt om hun vordering te melden. De auteur meent dat dit niet uitsluit dat de rechter bij het bepalen van de omvang van de schadevergoeding een oneindig aantal categorieën van gedupeerden kan onderscheiden, zodat met een veelheid aan individuele omstandigheden rekening kan worden gehouden. Op deze manier kan een resultaat worden benaderd dat zoveel mogelijk gelijkstaat aan hetgeen rechtens zou zijn indien twee partijen individueel zouden procederen. Dit staat mogelijk haaks op de met het wetsvoorstel beoogde efficiënte en effectieve afwikkeling van massaschade en het is daarom de vraag of dit wenselijk is.
In dit artikel geeft de auteur een aanzet voor het antwoord op de vraag hoe de rechter – indien het wetsvoorstel wordt aangenomen – vorm zou moeten geven aan de bepaling van de omvang van een collectieve schadevergoeding. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat in het wetsvoorstel wordt opgemerkt dat de invoering van een collectief vorderingsrecht het materiële schadevergoedingsrecht niet verandert. Toch zal voor de uiteindelijke omvang van de te betalen schadevergoeding de wijze van categorisering van gedupeerden zeer van belang zijn. Afhankelijk van de aard van de zaak is het de vraag of er meer concreet moet worden gekeken naar hun individuele omstandigheden of dat de categorisering van gedupeerden grofmazig kan geschieden. In zijn algemeenheid is er toch iets meer over de optimale mate van differentiatie te zeggen. Dit is van belang omdat de mate van abstrahering voor een belangrijk deel de omvang van de te betalen schadevergoeding bepaalt. Juist bij massaschade kan dit om grote bedragen gaan.
Om te kunnen beoordelen of de omvang van de schadevergoeding in een collectieve actie meer concreet of meer abstract zou moeten worden begroot, is het nuttig om inzichtelijk te maken hoe collectief procederen verschilt ten opzichte van individueel procederen. Betoogd wordt dat bij collectief procederen niet alleen sprake is van een ‘opschaling van de procedure’, maar er een inherent risico bestaat dat ook het materiële recht anders wordt toegepast. Op dit moment biedt een individueel en meer fijnmazig debat over causaal verband en de omvang van de schadevergoeding nog tegengewicht aan het gevaar dat een aangesproken partij als gevolg hiervan te veel schadevergoeding moet betalen. Dit wordt anders als het wetsvoorstel wordt aangenomen. Het abstracte niveau van het partijdebat in een collectieve actie roept naar mening van de auteur het risico in het leven dat een aangesproken partij sneller aansprakelijk wordt gehouden voor een bepaald handelen of nalaten dan in een individuele procedure het geval zou zijn geweest. In een collectieve actie kunnen immers geen concrete feiten tussen gedupeerden en de aangesproken partij worden aangevoerd, waardoor vaak wordt teruggevallen op een ‘maatman’.
Door de invoering van het wetsvoorstel ontvalt de aangesproken partij de mogelijkheid om in individuele vervolgprocedures verweer te voeren tegen ‘de echte gedupeerden’ met betrekking tot verjaring, causaal verband en de omvang van de schadevergoeding. In het wetsvoorstel wordt opgemerkt dat met de hulp van onderverdeling in categorieën van gedupeerden met deze kwesties rekening kan worden gehouden, maar hierbij hoort de kanttekening dat de aangesproken partij haar verweren enkel nog maar ‘indirect’ en ‘per groep gedupeerden’ kan voeren. De auteur oordeelt dat de rechter bij het indelen van gedupeerden in categorieën in het algemeen meer zal moeten differentiëren dan minder.
Uit praktische overwegingen is de invoering van een collectieve schadevergoedingsactie toe te juichen. Met het wetsvoorstel zal de afwikkeling van massaschade worden versneld en het rechtelijk systeem vermoedelijk worden ontlast. Het bepalen van de omvang van de schadevergoeding in de collectieve actie moet wel zeer nauwgezet gebeuren. Het risico dat dit de procedure aanzienlijk vertraagt, waardoor de met het wetsvoorstel beoogde efficiëntie en effectiviteit bij de afwikkeling van massaschade mogelijk in het gedrang komen, moet hierbij op de koop toe worden genomen.
 

Bron: 
MvV 2017, afl. 11, p. 325-331