Mr. J.F. Schultz
Naar aanleiding van bovengenoemd arrest van de Hoge Raad staat de auteur stil bij de vraag in welke gevallen vanwege een bestaande predispositie de looptijd van toekomstige schade kan worden beperkt.
Het is vaste jurisprudentie dat, indien sprake is van een (relevante) predispositie, zulks enerzijds het causale verband tussen ongeval en klachten, beperkingen en arbeidsongeschiktheid niet tenietdoet, doch anderzijds kan daarmee wel rekening worden gehouden bij de begroting van de schade. In welke gevallen dat dan moet – en hoe dan? – blijkt een lastiger opgave.
In de praktijk wordt al snel verondersteld dat een beperkte looptijd van de schade moet worden gehanteerd vanwege pre-existente omstandigheden of een bestaande predispositie. Die conclusie mag echter niet te lichtvaardig worden getrokken, zo kan uit de uitspraak van de Hoge Raad worden afgeleid. De ruime toerekening bij letselschadezaken en de te betrachten terughoudendheid ten aanzien van het verbinden van (vergaande) conclusies aan het bestaan van predisposities staan daaraan in de weg.
Veelal zal het voor partijen en de rechter minder bezwarend zijn om oplossingen na te streven in de sfeer van de vormgeving van de carrière zonder ongeval, maar ook zou men zich kunnen bedienen van het vaststellen van een kans. Hoe dan ook, er dienen concrete aanwijzingen te worden aangedragen, waarmee de rechter zijn beslissing kan onderbouwen, want die beslissing moet zijn gemotiveerd.
HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3397; Predispositie en toekomstige schade
Bron:
AV&S 2016/11, afl. 2, p. 68-73