Nieuwe methodiek berekening schade wegens gederfd levensonderhoud ex art. 6:108 BW

VR-kort
Artikel
13 januari 2015

J. Tiemersma

In de ‘Nieuwe rekenmethode overlijdensschade’ van de Denktank Overlijdensschade wordt de overlijdensschade op een totaal andere manier berekend dan gebruikelijk. Binnen dit model zijn vooral de besparingen van belang. De besparingen kunnen niet feitelijk worden bepaald, omdat nauwelijks is vast te leggen wat het aandeel van een persoon in de variabele uitgaven is, bijvoorbeeld het aandeel in de dagelijkse boodschappen. Daarom zijn binnen de nieuwe methodiek de ‘weggevallen normatieve uitgaven’ (WNU) van belang. De denktank heeft het Nationaal Instituut voor Budgetteringen (Nibud) gevraagd op basis van statistieken te bepalen hoe hoog in diverse gezinssituaties de besparingen bij overlijden zijn. Hierop heeft het Nibud de notitie ‘De kostenbesparing door het wegvallen van een volwassene’ geschreven.

In deze bijdrage wordt de nieuwe methodiek besproken. De voordelen van de nieuwe systematiek zijn volgens de auteur: het rekenmodel is veel eenvoudiger: er is geen Amsterdamse en Reindersschaal meer; het is beter uit te leggen aan nabestaanden; de vaste lasten hoeven niet meer te worden bepaald; er is een vrije toedeling van de gezinsschade over individuele vorderingsgerechtigden (toedeling op basis van Nibud-percentages); de langstlevende partner is voor het voldoen van de vaste lasten niet meer afhankelijk van de kinderen; er is een zuiverder beeld van de financiële behoefte van het gezin na het overlijden van een ouder. Als nadelen worden genoemd: nieuwe discussies over weggevallen uitgaven en bijkomende uitgaven; cherry-picking, indien de oude systematiek blijft bestaan; een vrije toedeling van de gezinsschade voor individuele vorderingsgerechtigden kan discussie opleveren.

Bron: 
PIV-Bulletin december 2014, afl. 6, p. 8-11