No cure no pay en de dubbele redelijkheidstoets: HR 26 september 2014

VR-kort
Artikel
13 januari 2015

Mr. L. Veendrick

Op 26 september 2014 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een procedure van X tegen Stichting Scheper Ziekenhuis. In deze procedure ging het om de vraag of het honorarium, dat X op basis van een no cure no pay afspraak aan zijn rechtsbijstandverlener verschuldigd was, via art. 6:96 lid 2 onder b en c BW voor vergoeding door het Scheper Ziekenhuis in aanmerking kwam. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt op basis van een no cure no pay afspraak, niet tot uitsluiting van vergoeding van deze kosten onder art. 6:96 BW kan leiden. Wel moeten deze kosten om vergoeding in aanmerking te komen voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets.

In dit artikel bespreekt de auteur het arrest van de Hoge Raad en gaat zij in op de beoordeling van resultaatsgerichte beloningsafspraken aan de hand van de dubbele redelijkheidstoets.

Als een no cure no pay afspraak is overeengekomen, blijft de benadeelde vrijwel per definitie met een gat zitten. Dit wordt niet anders met het besproken arrest van de Hoge Raad. Uit dit arrest blijkt slechts dat de aanspraak die op grond van art. 6:96 lid 2 BW gemaakt kan worden op vergoeding van de redelijke buitengerechtelijke kosten niet beperkt is tot een honorarium dat is berekend op basis van gewerkte uren en uurtarief. Het oordeel van de Hoge Raad heeft niet alleen betrekking op no cure no pay afspraken, maar op beloningsafspraken in bredere zin. In hoeverre de kosten die de benadeelde in het kader van een resultaatgerelateerde beloningsafspraak maakt voor vergoeding in aanmerking komen, blijft afhankelijk van de dubbele redelijkheidstoets en hiervoor blijven alle omstandigheden van het geval relevant.

Wellicht is het arrest van de Hoge Raad aanleiding om (opnieuw) te onderzoeken of een systeem waarin al dan niet op de PIV-staffel gebaseerde vaste percentages ter zake van buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen in zaken, waarin beloning gerelateerde afspraken zijn gemaakt, uitkomst kan bieden. Een dergelijk systeem zou de over de omvang van de buitengerechtelijke kosten bestaande discussies kunnen temperen, hetgeen de hoeveelheid tijd, kosten en procedures die thans aan deze discussies worden besteed zou kunnen matigen. Met een dergelijk systeem, een systeem met vaste percentages, verkrijgt de benadeelde ook meer duidelijkheid over de exacte omvang van het risico dat hij loopt met een resultaatgerelateerde beloningsafspraak.

Bron: 
PIV-Bulletin december 2014, afl. 6, p. 1-7