Dr. R.J.S. Schwitters
In deze bijdrage wordt aandacht gevraagd voor de symbolische dimensie van smartengeld. Allereerst bespreekt de auteur de verschillende functies van smartengeld.
De functie van smartengeld verwijst naar de rol die het smartengeld speelt voor het realiseren van een bepaald doel. Daarbij gaat het zowel om wat met het smartengeld wordt beoogd (functie in normatieve zin) als om de rol die het smartengeld daadwerkelijk vervult (functie in feitelijke zin). Richt men zich op deze feitelijke rol, dan springen ook onbedoelde effecten in het oog. De belangrijkste functies die in de literatuur worden genoemd zijn: compensatie, genoegdoening, erkenning, preventie en rechtshandhaving. De diverse functies hebben een uiteenlopende betekenis bij verschillende soorten schade. Zo wordt rechtshandhaving doorgaans vooropgesteld wanneer het gaat om inbreuken op fundamentele rechten, zoals het recht op zelfbeschikking of het recht op privacy. Genoegdoening wordt wel een grote betekenis toegekend bij seksuele delicten. Maar er zijn ook schadekwesties waarbij de opvattingen over de betekenis van de onderscheiden functies sterk uiteenlopen. De diverse functies hoeven elkaar overigens niet altijd uit te sluiten en overlappen dikwijls in belangrijke mate.
In de compensatiefunctie ligt de gedachte besloten dat vergoeding op basis van aansprakelijkheid een compensatie moet bieden voor de schade die door een onrechtmatige handeling is aangericht. Het uitgangspunt is dat hersteld moet worden in die zin dat het slachtoffer moet worden teruggebracht in de positie waarin het zich bevonden zou hebben zonder de normschending. Daarom moet de schade zo nauwkeurig mogelijk worden vastgesteld en moet het smartengeld worden gekoppeld aan de omvang van de schade en de ernst van het leed.
In de tweede functie, genoegdoening, ligt de gedachte besloten dat het slachtoffer bevredigd wordt in zijn geschokte rechtsgevoel doordat van de dader een opoffering wordt gevraagd. Hierbij komt het minder aan op het precies vaststellen van de omvang van de schade en kunnen andere aspecten een rol spelen, zoals de ernst van de normovertreding en de mate van verwijtbaarheid. Bedenkingen tegen de genoegdoeningsfunctie zijn vooral gebaseerd op het feit dat verzekeringen vaak het smartengeld vergoeden en er dus weinig sprake is van een persoonlijke opoffering van de dader.
Sterk met de functie genoegdoening verwant is de erkenning. Bij deze functie ligt het accent wat minder op het offer dat de schadeveroorzaker moet brengen en ligt bij erkenning de gedachte besloten dat door het aanbieden van een schadevergoeding de schadeveroorzaker of de samenleving erkent dat (ernstig) nadeel is geleden.
De laatste jaren bestaat er toenemende aandacht voor de preventie – toe te schrijven aan de groeiende invloed van het rechtseconomische denken – en voor rechtshandhaving. Staat preventie voorop dan wordt smartengeld gezien als een kostenverhogende factor die ertoe bijdraagt dat potentiële schadeveroorzakers een efficiënte keuze maken door de kosten van preventiemaatregelen af te wegen tegen de reductie van schadekosten die het gevolg zijn van die maatregelen. De schadekosten moeten dan ook zo nauwkeurig mogelijk worden vastgesteld. Bij rechtshandhaving is de betaling van smartengeld een sanctie die de betekenis van de gedragsnormen onderstreept. Niet van belang is dat het smartengeld is gerelateerd aan de precieze omvang van de schade.
De symbolische dimensie van smartengeld ligt besloten in het feit dat het de slachtoffers om meer dan geld alleen te doen is. Smartengeld heeft een meerwaarde boven de vergoeding van vermogensschade. Het gaat ook om de erkenning, verontschuldiging en genoegdoening die in de aanbieding tot uitdrukking komen. Dit diskwalificeert compensatie als een adequate functie van smartengeld, daar dan uitsluitend de aandacht uitgaat naar het vergoeden van de aangerichte schade. Indien smartengeld in het teken wordt gesteld van compensatie of preventie, dan wordt de symbolische dimensie verwaarloosd.
De symbolische dimensie komt veel beter tot haar recht bij de functies handhaving en genoegdoening, waarbij de schadevergoeding is gerelateerd aan de schending van een gedragsnorm. De auteur pleit dan ook voor een prominente rol van genoegdoening. Op basis van deze functie wordt ook de meerwaarde van het aansprakelijkheidsrecht uitgebuit. Die ligt besloten in het feit dat de onderlinge verhouding tussen dader en slachtoffer centraal staat. Er moet worden gerechtvaardigd waarom het slachtoffer juist van de schadeveroorzaker een vergoeding moet ontvangen. Bij uitstek bij de vergoeding van immateriële schade – aan de orde als het om meer ingrijpende schades of ernstiger normschendingen gaat – moet de symbolische dimensie een rol spelen. Het besef dat leed en verdriet niet inwisselbaar zijn voor geld, verlangt dat er ruimte moet zijn voor andere betekenislagen van de vergoeding.
De symbolische dimensie wordt in het aansprakelijkheidsrecht pas recht gedaan indien de vergoeding in het teken wordt gesteld van het feit dat er iets mis is gegaan tussen de direct betrokken partijen. Juist genoegdoening stelt de relatie tussen direct betrokken partijen centraal. De schadeveroorzaker wordt aangesproken omdat hij zijn zorgplichten jegens het slachtoffer heeft geschonden. Het smartengeld staat in het teken van verontschuldiging, erkenning en respect voor het slachtoffer. Zo kan het ertoe bijdragen dat rancune en wraak gematigd worden, en er kans is op herstel van de verstoorde relatie. Nadruk op de symbolische functie impliceert dat de vergoeding niet gekoppeld hoeft te zijn aan de omvang van de schade, wel aan de ernst van de normschending en de financiële draagkracht van de schadeveroorzaker. Ook zal de veroorzaker de vergoeding persoonlijk moeten dragen. Het brengt ook met zich mee dat de afwikkeling van de immateriële schade wordt verzelfstandigd van de vergoeding van vermogensschade en dat er in de procedure veel ruimte is voor communicatie en leerprocessen die de schadeveroorzaker aanzetten tot wenselijker gedrag. De rol van verzekeringen zal zodanig moeten worden aangepast dat hun belangen geen verstorende invloed hebben op dergelijke processen.
De symbolische betekenis houdt in dat het minder aankomt op een precieze inschatting en volledige vergoeding van smart en leed. Dat kan ertoe leiden dat mensen met ernstige schade veel minder smartengeld zullen ontvangen dan nu het geval is. Deze reductie zou ten dele kunnen worden opgevangen door een ruime interpretatie van het begrip vermogensschade. Veel immateriële schade overlapt immers met vermogensschade, zoals extra faciliteiten en extra zorg om zoveel mogelijk op de oude voet door te kunnen leven. Bij de afwikkeling van die ‘vermogensschade’ kunnen snelheid en eenvoud vooropstaan en kunnen verzekeringen een prominente rol spelen.
In zijn bijdrage neemt de auteur afstand van het rechtseconomische preventiemodel daar het de verhouding tussen schadeveroorzaker en slachtoffer reduceert tot een ruilverhouding en smartengeld tot een afkoopsom.
(VR 2014/27)
Smartengeld, afkoopsom of genoegdoening?
Bron:
AV&S 2014/3, afl. 1