M.S.E. van Beurden en mr. P.J. klein Gunnewiek
De hoogte van het smartengeld in Nederland houdt de gemoederen bezig en is al lange tijd in de literatuur onderwerp van discussie. Hoewel de stemmen in de literatuur eensluidend zijn: het smartengeld is te laag, verschillen de meningen over de manier waarop het smartengeld verhoogd zou moeten worden. De conclusie dat het smartengeld te laag is, wordt onderbouwd met een verwijzing naar de smartengeldvergoedingen die in de ons omringende landen (Duitsland en Engeland) worden toegekend. Ook wordt gewezen op het feit dat de bedragen in de afgelopen twintig jaar eigenlijk niet zijn veranderd.
Het is waarschijnlijk de aanwijzing van de Hoge Raad dat bij de bepaling van de omvang van het smartengeld rekening moet worden gehouden met de maximaal toegekende bedragen in combinatie met het Nederlandse calvinisme en mogelijk het hoge niveau van het sociale zekerheidsstelsel dat de rechters in Nederland zo terughoudend zijn bij het bepalen van het smartengeld.
In 2014 lijkt deze terughoudende lijn te worden doorbroken. Er is een aantal uitspraken gewezen waarin rechters expliciet zijn ingegaan op de hoogte van het smartengeld. Deze rechters hebben aanleiding gezien om het smartengeld te verhogen. De auteurs bespreken deze uitspraken.
Met deze uitspraken is een eerste stap gezet, maar ze zijn uiteraard niet voldoende om te kunnen spreken van een nieuwe lijn in de rechtspraak. Rechters hebben een discretionaire bevoegdheid, waarmee zij veel vrijheid hebben om de omvang van het smartengeld te bepalen. Op basis van de omstandigheden per geval kan een verhoging plaatsvinden (gelijk Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 5 augustus 2014 (zie deze link voor de uitspraak op smartengeld.nl)*) en Rechtbank Den Bosch (zie deze link voor de uitspraak op smartengeld.nl)*) hebben gedaan). Voor een standaard procentuele verhoging, zoals het Hof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 14 januari 2014 (zie deze link voor de uitspraak op smartengeld.nl)*) heeft gedaan, voelen de auteurs minder. Met de toepassing van een vast percentage wordt geen rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelden.
De auteurs onderschrijven met name de overweging van de Rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank maakt gebruik van haar discretionaire bevoegdheid door te overwegen dat zij bij het bepalen van het smartengeld niet strikt gebonden is aan eerder toegekende bedragen en de vrijheid heeft tot een (geleidelijke) verhoging van smartengeldbedragen te komen. Terecht merkt de rechtbank daarbij op dat dit geldt voor de situaties waar de omstandigheden van het geval een dergelijke verhoging indiceren.