Smartengeld voor aantasting in de persoon zonder geestelijk letsel - in het strafrecht

VR-kort
Artikel
15 juli 2020

Alex Sas
Wanneer heeft een benadeelde recht op smartengeld op grond van aantasting in de persoon op andere wijze zonder aangetoond geestelijk letsel? Het gaat hierbij om een belangrijk deel van de 18.000 smartengeldvorderingen waarover de strafrechter jaarlijks oordeelt. De Hoge Raad heeft zich maar in enkele arresten over deze vraag gebogen. In dit overzichtsartikel bespreekt de Alex Sas deze arresten, evenals het EBI-arrest en de beantwoording van de Hoge Raad van prejudiciële vragen over aardbevingsschade.
De Hoge Raad heeft in het EBI-arrest uitgangspunten gegeven om te beoordelen in welke gevallen vergoeding van immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon op andere wijze, zonder dat geestelijk letsel is vastgesteld, kan plaatsvinden. Doordat de gevolgen hier over het algemeen niet zoals bij lichamelijk en geestelijk letsel met medische stukken kunnen worden onderbouwd, wordt het recht op smartengeld voornamelijk afgemeten aan de aard en ernst van de normschending en de hieruit voor de hand liggende voortvloeiende nadelige gevolgen. De normschending en de nadelige gevolgen dienen vanzelfsprekend in elkaar over te vloeien.
Bij de Groningse aardbevingsschade is het wonen in een gebied waar regelmatig aardbevingen voorkomen en de verklaringen van de benadeelde ontoereikend voor een aantasting in de persoon. Bij het Woninginbraak-arrest is een gestelde stressreactie mede als gevolg van gestolen sieraden met emotionele waarde ontoereikend. De sleutel ligt steeds in het concreter maken van de ernst van de normschending. Zijn de aardbevingen dusdanig dat het vrezen voor leven en goed hieruit logischerwijs voortvloeien? Is de woninginbraak dusdanig dat het gevoel van veiligheid is aangetast en een stressreactie voor de hand ligt?
De rechtspraak van de strafkamer van de Hoge Raad laat zien dat de Hoge Raad bij misdrijven die tegen de persoon zijn gericht, zoals verkrachting, poging tot doodslag of zware mishandeling, iemand gedurende twee dagen dwingen en bedreigen, belaging in samenloop met bedreiging, over het algemeen het oordeel van de feitenrechter in stand laat dat sprake is van aantasting in de persoon. Dit omdat de nadelige gevolgen voor de hand liggen. Ook als hierover weinig naar voren is gebracht. Dit benadrukt dat het daarbij vooral om de aard en de ernst van de normschending gaat en veel minder om de gestelde gevolgen. In het geval van diefstal waarbij misbruik werd gemaakt van het vertrouwen van een bejaarde vrouw, een puur vermogensdelict, vindt de Hoge Raad smartengeld niet voor de hand liggen, evenmin in het geval van diefstal van sieraden met emotionele waarde.
 

Bron: 
Letsel & Schade 2020, afl. 2, p. 13-26