Mr. E.M. van Orsouw en mr. A.M. Morssinkhof
De gevolgen van het niet stuiten van een vordering zijn zo groot dat de praktijkjurist geneigd is vast te houden aan oude gebruiken en formaliteiten. Voor een aantal van deze gebruiken en formaliteiten kan de vraag worden gesteld of dit wel terecht is en of het niet onnodig ingewikkeld en formeel wordt gemaakt. Deze bijdrage gaat over de vraag of de ‘oude gewoonte’ om een stuiting altijd schriftelijk te doen, zelfs als de rest van de communicatie per e-mail plaatsvindt, voor herziening vatbaar is. Het idee daarachter is dat het schriftelijkheidsvereiste van art. 3:317 BW te allen tijde in de weg zou staan aan een stuiting per e-mail. In dit artikel gaan de auteurs in op de vraag of een stuiting per e-mail rechtsgeldig is en werpen zij enkele vragen op die in geval van e-mailcommunicatie spelen met het oog op de ontvangsttheorie van art. 3:37 lid 3 BW.
De mogelijkheid om per e-mail te stuiten, is niet expliciet wettelijk geregeld. De toelichting van de minister dat deze mogelijkheid wel bestaat, is niet op alle punten eenduidig te noemen. Rechters lijken zich flexibel op te stellen ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste bij rechtshandelingen als stuiting en ingebrekestelling.
In deze bijdrage laten de auteurs zien dat de stuiting per e-mail mogelijk is. Met het oog op art. 3:37 lid 3 BW is het echter wel van belang om bewijs veilig te stellen dat de stuitingsmail de geadresseerde heeft bereikt door goed na te denken over het te gebruiken e-mailadres en de wijze waarop een stuiting per e-mail wordt verstuurd. De praktijk zou gebaat zijn bij meer duidelijkheid.
Stuiting van verjaring per e-mail
Bron:
MvV 2014, afl. 11, p. 301-305