R. Herbers & V. Waaijenberg-Laumen
Deze bijdrage gaat nader in op de (fiscale) consequenties van vermogen uit een letselschade-uitkering, welk vermogen in beginsel valt in belastingbox 3. Aan de orde komen achtereenvolgens de belasting in box 3, toeslagen en vermogen, bijzonder vermogen, een aantal toeslagen zoals huur- en zorgtoeslag, alsmede de eigen bijdrage Wml en Wmo. Getoond wordt dat voor de berekening van de toeslagen en de eigen bijdrage Wlz en Wmo gebruik wordt gemaakt van de heffingsgrondslag van box 3. Wanneer deze grondslag hoog is, ontvangt men geen of lagere toeslagen en is de eigen bijdrage Wlz fors hoger. Aangezien dit voor zowel slachtoffers die een uitkering ontvangen als voor verzekeraars die het moeten betalen zeer nadelig is, wordt ervoor gepleit om het vermogen fiscaal uit box 3 te laten verdwijnen. Er worden twee mogelijke alternatieven besproken, te weten: de lijfrente en de Spaargeld B.V. De auteurs concluderen dat het aanbeveling verdient om bij schades waar de schade-uitkering de toeslagen en eigen bijdrage gaat beïnvloeden, altijd na te (laten) gaan of de Spaargeld B.V. een oplossing is om nodeloze (extra) uit te keren schade, waar het slachtoffer geen euro beter van wordt, te voorkomen.
Vermogen uit letselschade-uitkering; hoe werkt het en wat kan je eraan doen?
Bron:
Tijdschrift Letselschade in Praktijk 2017, afl. 5