VR 2023/04 Mobiele telefoon. Vasthouden?
Het op schoot of op het been hebben van een mobiele telefoon en het daarbij vluchtig aanraken van het scherm, kan niet worden aangemerkt als vasthouden in de zin van art. 61a RVV 1990.
127 resultaten gevonden
Het op schoot of op het been hebben van een mobiele telefoon en het daarbij vluchtig aanraken van het scherm, kan niet worden aangemerkt als vasthouden in de zin van art. 61a RVV 1990.
Artikel 57 RVV 1990 is bedoeld om te kunnen optreden juist in die gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingerichte auto onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door auto's veroorzaakte geluid te boven gaat. Voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid in de zin van artikel 57
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto komend vanuit een parkeergarage op de weg, ervoor gekozen tegen het verkeer in te rijden omdat de weg in de geoorloofde rijrichting gestremd was. In zijn algemeenheid zal het tegen de rijrichting in rijden gelden als een zwaarwegende verkeersovertreding bij het bepalen van de mate van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet. In deze specifieke situatie komt het hof echter, gelet op hetgeen van een normaal handelende verkeersdeelnemer onder de gegeven omstandigheden mag worden verwacht, tot het oordeel dat van
Verdachte, verkerend onder invloed van alcohol (940 µg/l), reed met een Ford Transit (bedrijfsauto) ca. 24 km/u te snel (ter plaatse gold een maximumsnelheid van 100 km/u) en botste, na een ander voertuig rechts te hebben ingehaald, toen hij scherp naar links stuurde op een voor hem rijdende auto. Door de botsing raakte een inzittende van die auto zwaargewond. Geen roekeloosheid omdat niet van ernstige overschrijding van de maximumsnelheid en/of opzettelijk onvoldoende afstand houden tot voorligger sprake was.
De verdachte heeft op buitengewoon onvoorzichtige wijze een auto bestuurd en een verkeersongeval veroorzaakt. Hij is met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, volgens diverse getuigen rond de 200 km/u, een tunnel ingereden, waardoor hij niet kon anticiperen op een auto die vóór de verdachte met een normale snelheid de linker rijstrook opreed om in te halen. Door de abrupte uitwijkmanoeuvre die de verdachte hierdoor moest maken, heeft hij met die veel te hoge snelheid de auto van de slachtoffers aangereden, waardoor deze auto tegen de zijwand van de tunnelbuis werd gedrukt
Op 12 mei 2016 wordt automobilist X aangereden door een uit een parkeervak wegrijdende auto. X raakt tijdelijk arbeidsongeschikt en volgt een revalidatietraject. Allianz, de WAM-verzekeraar van de wegrijdende auto, erkent aansprakelijkheid. In een deelgeschil is overwogen dat X zijn volledige en ongefilterde patiëntenkaart vanaf 5 jaar voor het ongeval dient te overleggen om het bestaan van de klachten en de causaliteit met het ongeval vast te stellen. In dit geschil is de vraag of Allianz naast de verstrekte voorschotten nog betalingen aan eiser dient te doen. Daartoe is van belang of een
Op 15 december 2014 stak X in slecht weer snel het tramspoor over om een naderende tram te halen. Daarbij werd zij geraakt door een van de andere kant naderende tram. X raakt zwaargewond en is blijvend arbeidsongeschikt. X verzoekt een verklaring voor recht dat vervoersbedrijf HTM voor 100% of in ieder geval meer dan 60% aansprakelijk is voor haar schade. De rechtbank verklaart voor recht dat HTM aansprakelijk is voor 50% van de schade van X en overweegt hiertoe als volgt. Hoewel een tram geen motorvoertuig in de zin van de WVW is, is de 50%-regel ook van toepassing op een aanrijding tussen
De verdachte is met de door hem bestuurde auto op de linker weghelft geraakt en daardoor op een tegemoetkomende auto gebotst waardoor de bestuurder van die auto om het leven is gekomen. Met de neuroloog acht het hof het meest aannemelijk dat het handelen van de verdachte een medische oorzaak heeft gehad, in de vorm van een epileptische aanval. Derhalve geen schuld in de zin van art. 6 WVW 1994 en ontslag van rechtsvervolging t.a.v. art. 5 WVW 1994.
De verdachte heeft een verkeersfout gemaakt, namelijk het als bestuurder niet zoveel mogelijk rechts (blijven) rijden. Zij is op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer gekomen met overschrijding van de dubbel ononderbroken streep gelegen tussen de beide weghelften en daarbij op een tegenligger gebotst met zwaar lichamelijk letsel van inzittenden van de tegenligger als gevolg. De strekking van de verkeersregel dat een ononderbroken streep niet mag worden overschreden, is dat er anders in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar voor de verkeersveiligheid zou
De zaak gaat over een verkeersongeval waarvoor Achmea, de WAM-verzekeraar, aansprakelijk is. Achmea erkent de aansprakelijkheid, maar betwist het medisch causaal verband tussen de schade en het ongeval. Persoon X heeft verschillende advocaten gehad sinds het verkeersongeval. Persoon X en zijn advocaat Y willen dat Achmea een bedrag van € 9.432 betaalt aan advocaat Y, die momenteel de zaak behandelt. Persoon X en zijn advocaat Y hebben de rechtbank gevraagd om Achmea te veroordelen tot betaling van de kosten van de advocaat Y en betaling van openstaande facturen. De rechtbank heeft de
De zaak gaat over een elfjarige jongen, kind A, die na een sportevenement door een vrijwilliger van de Stichting Jong Nederland, persoon X, voor zijn huis werd afgezet en daarna werd aangereden door een auto. De bestuurder van de auto is verzekerd bij Achmea. Stichting Jong Nederland is verzekerd bij Reaal. Na onderhandelingen over de mate van eigen schuld is overeengekomen dat kind A 50% eigen schuld had en dat de andere 50% gelijkelijk door Achmea en Reaal zou worden betaald. In 2007 heeft Achmea de schulddeling ter discussie gesteld en heeft Reaal zich op het standpunt gesteld dat kind A
Op 9 mei 2008 heeft Y letsel opgelopen. De aansprakelijke persoon was verzekerd bij Allianz. Y wordt onder bewind gesteld, met C, handelend onder de naam Budget Support, als bewindvoerder. Y neemt contact op met X om zich door hem te laten vertegenwoordigen bij de schadeafhandeling. De overeengekomen vergoeding is op basis van 'no cure, no pay'. C bekrachtigt de overeenkomst. Allianz en X bereiken na mediation overeenstemming over de schadeafhandeling. Bij mediation ontkent X op basis van een percentage werkzaam te zijn. Allianz vergoedt de schade en X brengt ruim € 52.000 als 'success fee' in
Op maandag 11 maart 2019 vonden omstreeks 6 uur 's ochtends twee afzonderlijke, maar vrijwel identieke ongevallen plaats. Daarbij zijn kort na elkaar twee scooterrijders tegen een omgevallen schrikhek aangereden en ten val gekomen. Scooterrijder A heeft hoofdletsel opgelopen en enkele maanden in het revalidatiecentrum verbleven. Scooterrijder B is aan zijn verwondingen overleden. A was verzekerd bij DSW. DSW voldoet de zorgkosten van A. DSW vordert betaling van die zorgkosten, groot € 155.582,55, van de gemeente, omdat de gemeente als wegbeheerder op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk zou
A exploiteert een slachterij, waarin X door B is gedetacheerd. Op 25 juni 2019 hielp X een vrachtwagenchauffeur van C bij het aanleggen van de vrachtwagen in het laaddock. Daarbij is de arm van X bekneld geraakt, waaraan hij een Complex Regionaal Pijnsyndroom overhoudt. X stelt A en B aansprakelijk, maar zij wijzen beiden aansprakelijkheid van de hand en verwijzen X door naar C. C stelt niet bekend te zijn met het ongeval en niet de eigenaar te zijn van de vrachtwagen. X stelt zowel A, B als C nogmaals aansprakelijk. De verzekeraar van C, Nationale Nederlanden (NN), laat weten dat C toch de
In de avond van 29 oktober 2021 vond er een ongeval plaats tussen X en C. X bevond zich als voetganger op het fietspad waarop C hem tegemoet reed op een snorfiets. Beide partijen hebben letsel opgelopen en er wordt getwist over de exacte toedracht van het ongeval. Op 12 november 2021 heeft mr. A van TVM namens X Bovemij (de WAM-verzekeraar van C) aansprakelijk gesteld voor het ongeval. Bovemij erkende middels de brief van 23 november 2021 de aansprakelijkheid voor het ongeval en verschafte in dezelfde brief informatie over de letselschaderegeling. Enkele weken later verzocht de zijde van X om
Op 25 juli 2019 neemt X een duik in een ondiep deel van een recreatiemeer. Hij loopt een dwarslaesie op, waardoor hij vanaf zijn schouders naar beneden verlamd raakt. X stelt RAUM als beheerder en de provincie Noord-Holland als toezichthouder van het recreatiegebied aansprakelijk. De verzekeraar van RAUM, Avéro Achmea, erkent aansprakelijkheid, maar is wegens eigen schuld van X niet bereid om meer dan 80% van de schade te vergoeden. X verzoekt in dit deelgeschil onder meer een verklaring voor recht dat RAUM en de provincie hoofdelijk en volledig aansprakelijk zijn. De rechtbank wijst het
Op 13 december 2019 werkte X als vrijwilliger als baanwacht op een schaatsbaan. Hij is eenzijdig ten val gekomen, waarbij hij letsel aan zijn elleboog opliep en geopereerd moest worden. X stelt Winterterras, de organisator van het evenement met de schaatsbaan, aansprakelijk. Haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Nationale Nederlanden (hierna: NN) wijst aansprakelijkheid af en laat een toedrachtonderzoek uitvoeren. X verzoekt onder meer een verklaring voor recht dat Winterterras op grond van art. 7:658 lid 2 en 4 BW aansprakelijk is voor zijn schade. De rechtbank wijst de verzoeken toe en
Op 18 april 2014 en 10 augustus 2016 is X verkeersongevallen overkomen, waarvoor ASR en Allianz aansprakelijkheid erkennen. X stelt lichamelijk en psychisch letsel te hebben opgelopen. Neuroloog C en psychiater D voeren medische expertises uit. Partijen zijn verdeeld over de vraag welke conclusies aan de expertiserapporten moeten worden verbonden. Na een mislukte poging tot mediation medio 2018 gaat ASR over tot eenzijdige schadeafhandeling. X verzoekt onder meer een verklaring voor recht dat zijn klachten en beperkingen in causaal verband staan met de ongevallen, dat ASR zijn schade moet
Aan de betrokkene is een verkeersboete opgelegd wegens een snelheidsovertreding. De gemachtigde van betrokkene heeft terecht aangevoerd dat de feitcode niet juist is. De kantonrechter is van oordeel dat ook nu nog ruimte bestaat om de feitcode te wijzigen. Aangezien de betrokkene hierdoor niet in zijn belangen is geschaad, blijft de verkeersboete in stand. De beroepsgrond dat de verweten gedraging niet heeft plaatsgevonden slaagt niet. De officier van justitie zal de feitcode moeten wijzigen van VB016 naar VA016. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgt
Gemachtigde ontkent dat betrokkene met diens auto een geslotenverklaring heeft genegeerd. Het dossier bevat enkele afdrukken van de gedraging, waarop te zien is dat het voertuig zich vlak voor het verkeersbord bevindt dat het einde van de geslotenverklaring aangeeft. Voor zover gemachtigde betoogt dat het negeren van de geslotenverklaring niet kan worden vastgesteld als een voertuig de zone uitrijdt, overweegt het hof dat het gelet op de art. 1, 62, en 66 RVV 1990 niet alleen verboden is om de betrokken weg in te rijden, maar ook is het gebruikmaken van de betrokken weg en daarmee de zone via
Nog niet gevonden wat u zoekt? Neem contact met ons op. Wij helpen u graag!