pag. 206 VR 1998, Whiplash, meer dan een nek alleen

VRA 1998, p. 206
1998-07-01
R. Blaauw
Whiplash, meer dan een nek alleen
VRA 1998, p. 206
R. Blaauw
Het menselijk lichaam ontwikkelt en functioneert onder invloed van een constante stroom van informatie uit zijn omgeving,welke wordt opgevangen door onze zintuigen, ogen, neus, oren, tong, gevoelssensoren, reksensoren, pijnsensoren etc. Vervolgens gaat deze informatie naar onze hersenen en wordt daar verwerkt en vormt ons tot wat wij zijn geworden met onze emoties, herinneringen, reflexen etc.
Een whiplashongeval kan de aanleiding zijn tot een verstoring van deze informatiestroom, het kan leiden tot een soms (bizar) klachtenpatroon. Klachten die vaak gezien worden in het zgn. post-whiplashsyndroom zijn o.a.: nekpijn, hoofdpijn, duizeligheid, duizeligheid, dubbel zien, misselijkheid, oorsuizen, slikklachten, vergeetachtigheid, hartkloppingen, transpireren, evenwichtsstoornissen, coördinatieklachten, visusklachten, overgevoeligheid voor licht en geluid, concentratieklachten, organische klachten, rugklachten, gemoedsstemmingswisselingen, vermoeidheidsklachten gevoelsstoornissen, slaapstoornissen etc.. Vaak worden dit soort klachten als zijnde psychisch afgedaan, dit omdat er geen objectief aantoonbaar bewijs geleverd kan worden. Naar mijn mening zouden wij hier eerder moeten vaststellen, dat de huidige diagnostische vaardigheden nog niet toereikend zijn om deze klachten te objectiveren.
In het verleden zijn er meerdere voorbeelden gezien waarop het etiket 'psychisch' was geplakt, maar waarbij uiteindelijk geconcludeerd moest worden, dat er toch een lichamelijke reden was voor de klachten, b.v. het conversie-syndroom. Bij het whiplashsyndroom is er naar mijn mening sprake van een verandering van de neurofysiologie, dat wil zeggen de manier waarop het lichaam informatie uit onze omgeving opvangt en verwerkt.
Het grootste probleem bij whiplash of daarmee gerelateerde ongevallen is, dat er geen status is van de patiënt voor het ongeval en dat sommige van de klachten zich pas na langere tijd manifesteren. Om het fenomeen whiplash beter te begrijpen moet je enige kennis hebben van de anatomie en de fysiologie van het menselijk lichaam. Zestig procent van ons zenuwstelsel is bij iedereen hetzelfde. Veertig procent is uniek voor ieder individu. Dit is een van de redenen waarom de gevolgen van een ongeval voor een ieder mens anders zijn.
De meest eenvoudige structuur van het zenuwstelsel is de neuron (een zenuwcel). Door de onderlinge verbindingen tussen zenuwcellen worden complexe netwerken gevormd. De zenuwbanen van ons lichaam kun je vergelijken met glasvezelkabels, zij vormen de verbindingen in het zenuwnetwerk. Ook in ons lichaam bestaat elke zenuwbaan uit een veelvoud van ragfijne vezels (de uitlopers van zenuwcellen). Deze baansystemen worden gebruikt om informatie naar het centrale zenuwstelsel te sturen (denk hierbij aan geluid, licht en gevoel). Dit wordt sensorische informatie genoemd. Tevens kan dit baansysteem informatie vanuit het centrale zenuwstelsel naar b.v. een arm sturen. Dit is motorische informatie.
Een neuron zal om gezond te blijven regelmatig gestimuleerd moeten worden. Als het zenuwstelsel wordt geactiveerd, zal hij meer verbindingen maken met andere neuronen. Hierdoor kan er een grotere uitwisseling van informatie plaatsvinden. Voor een neuron geldt hetzelfde als voor een spier, indien hij niet gebruikt wordt, verliest hij zijn functie.
Het menselijk brein kan gezien worden als een Rolex uurwerk, dat alleen kan functioneren door de bewegingen van de pols. Het zenuwstelsel heeft een constante stroom van sensorische informatie nodig om te kunnen overleven. De enige informatie die continu is, is die van de zwaartekracht. Deze informatie wordt opgevangen door de spierspoeltjes in de spieren. De informatie van de ogen, oren, neus, tong etc. is niet constant, wij ruiken of horen b.v. niet constant etc. Spierspoeltjes meten de verandering van lengte van de spieren, zij informeren het zenuwstelsel over onze houding in de ruimte.
Deze gevoelsinformatie gaat voor een groot deel via zenuwbanen naar onze kleine hersenen en vandaar door naar de grote hersenen. In de staande houding worden de spieren het meest geactiveerd. De hersenen zijn dan ook het meest actief als wij staan en in beweging zijn. De nek speelt hierbij een belangrijke rol, omdat deze in het zwaartekrachtveld het zwaarst belast wordt en dus de meeste informatie naar de hersenen stuurt. Als wij onze houding veranderen b.v. van staan naar zitten, dan wordt er al een mindere activiteit van ons lichaam verlangd om in het zwaartekrachtveld overeind te blijven, met als gevolg dat de hersenactiviteit daalt. Dit wordt nog minder in lighouding. Daarom vallen wij in die houding in slaap.
Tijdens een whiplashongeval ondergaan het hoofd en de nek een zweepslag beweging, waarbij alle aanwezige structuren zeer snel gerekt worden. Deze snelle rek op o.a. de nekspieren heeft tot gevolg dat naast het spierweefsel ook de pezen onder spanning zijn komen te staan. Het rekken van de pezen veroorzaakt reflectoir een ontspanning van de spieren.
Microbeschadigingen van de spieren, banden en tussenwervelschijven kunnen het gevolg zijn van zo'n rek. Door de verzwakking kan er een spierspasme ontstaan, dit is een beschermingsreflex van het lichaam voor beschadigd weefsel. De informatiestroom van de spierspoeltjes naar de kleine en grote hersenen is veranderd. Deze verandering zou mogelijk een verminderde stimulering van het zenuwstelsel tot gevolg kunnen hebben. Dit alles gebeurt over een langere periode en hoeft niet onmiddellijk tot klachten te leiden.
Ook het evenwichtssysteem in de inwendige gehoorgangen wordt beïnvloed door de abrupte beweging van het hoofd. De haarcellen met daarop de kristallen die o.a. de stand van het hoofd t.o.v. de horizontaal-as waarnemen en ook de versnellingen van ons hoofd in voorwaartse, achterwaartse en zijwaartse richting, kunnen worden beschadigd. Met het gevolg dat er een vermeerderde of verminderde signalenstroom naar de hersenstam en de hersenen plaatsvindt. Verstoring van het evenwichtssysteem heeft tot gevolg dat de balans wordt verstoord, zodat b.v. de ogen niet meer goed worden ingesteld, dat de nek aan een kant meer wordt aangespannen etc. Er is namelijk een zeer nauwkeurig afgestelde balans tussen alle informatie van de ogen, de nek en de evenwichtsorganen. Een verstoring in een van deze systemen heeft onmiddellijk zijn uitwerking op de andere. Gelukkig kan het lichaam een hoop compenseren, maar als de verstoring te groot is of te lang duurt, treden er klachten op.
Naast bovengenoemde beschadigingen kunnen er natuurlijk nog vele andere systemen worden beschadigd, afhankelijk van de ernst en van de oorzaak van het ongeval.
Na het eerste herstel van de weefselbeschadigingen blijkt er vaak nog een scala van klachten over te blijven, die zich niet eenvoudig laat verklaren. Soms ontstaan deze klachten pas enkele maanden na het ongeval. Een mogelijke oorzaak hiervan zou een centrale deafferentiatie kunnen zijn. Hiermee wordt bedoeld dat tengevolge van de veranderde impulsenstroom van o.a. de spierspoeltjes een verandering van het zenuwstelsel ontstaat. Hiermee wordt bedoeld dat de informatie vanuit het beschadigde gebied anders is. Meestal verandert de precisie van de hoeveelheid informatie. Dit heeft tot gevolg dat belangrijke onderdelen van het zenuwstelsel minder geactiveerd worden. De kleine hersenen zijn hiervoor erg gevoelig. De functie van de kleine hersenen is mede het netjes laten verlopen van bewegen, m.a.w. coördinatie van complexe bewegingspatronen. Je ziet dit dan ook vaak mis gaan bij mensen die een whiplashtrauma hebben gehad.
Ook de grote hersenen kunnen door deze veranderde informatiestroom worden beïnvloed met een mogelijk disfunctioneren van bepaalde onderdelen hiervan. Aangezien ieder mens uniek is, zal de uitkomst van de verminderde informatiestroom bij iedere patiënt anders zijn. De klachten die gezien worden, treden vaak op plaatsen op die ver van de oorzaak liggen.
Een whiplashpatiënt moet men dan ook in zijn geheel bekijken , dus men moet zich niet tot alleen de nekstreek beperken. Het niet vinden van echte pathologische waarden wil niet zeggen dat er niets mis is. Iemand kan een vermindering van een bepaalde kwaliteit krijgen, b.v. de oog-hand-coördinatie, hetgeen voor de een uitermate belangrijk is, maar voor een ander minder. Zo iemand kan dan geïnvalideerd zijn in het uitvoeren van zijn werk en/of hobby, terwijl een ander daar totaal geen last van zou hebben, omdat hij/zij deze vaardigheid niet of minder gebruikt.
Het is daarom van essentieel belang om zo kort mogelijk na het ongeval een functie-/disfunctieplaatje te maken van iedere whiplashpatiënt, om een vergelijk in de toekomst mogelijk te maken. Het is zelfs denkbaar dat een patiënt na enige weken of maanden opnieuw wordt bekeken om een verandering zo vroeg mogelijk in kaart te brengen en daardoor een snelle interventie mogelijk te maken. Het vraaggesprek direct na een ongeval is tot op heden het belangrijkste onderdeel van het onderzoek. Hierbij moet gevraagd worden naar zowel de emotionele, lichamelijke als maatschappelijke aspecten van de persoon. Er moet een individuele basislijn van de conditie van de patiënt op dat moment worden genoteerd en het herhalingsonderzoek dient zoveel mogelijk door een zelfde persoon gedaan te worden.
Tijdens het lichamelijk onderzoek moet gekeken worden naar:
1
De sensoriek en motoriek van alle extremiteiten.
2
Onderzoek van het evenwichtssysteem, de houding, oogcoördinatie en spraak.
3
Pijn en lichamelijke disfunctie kunnen veel verschillen. Een pijnschaal en een lichamelijke functieschaal moeten worden gemaakt. Hierbij moet vooral gelet worden op gecoördineerde bewegingen en functionele niveaus.
4
Een laterale cervicale röntgenfoto, genomen direct na het ongeval, kan een latere cervicale instabiliteit mede bevestigen tengevolge van het afvlakken van de cervicale curve. Verdere röntgenfoto's moeten per individu bepaald worden.
5
Het maken van een basislijn van de intrinsieke autonome controlesystemen; dit is belangrijk om mogelijke toekomstige autonome disfuncties daarmee te vergelijken:
a
bloeddruk meten bilateraal;
b
temperatuur evaluatie van de handen en voeten bilateraal;
c
vermoeidheidstesten van de distale extremiteiten.
6
Omdat de cervicale intrinsieke musculatuur een stabilisatiefunctie heeft voor de andere houdings- en bewegingsspieren, moet er een motorfunctie-analyse gedaan worden om een mogelijk functionele verzwakking te herkennen. Ook kan hierdoor de betrokkenheid van het perifere zenuwstelsel worden bekeken.
7
Het maken van een manuele blindenvlek kan als basislijn dienen om een latere hemispherisity te herkennen.
Andere tests kunnen hieraan natuurlijk worden toegevoegd, maar om een vergelijk te kunnen maken, dient er een basisonderzoek te komen dat eenvoudig en snel is. Door zo'n inventarisatie kan een toekomstige behandeling tot een beter resultaat leiden.
Iedere patiënt dient dus in zijn totaliteit onderzocht te worden, alleen een segmentaal onderzoek van b.v. de cervicale wervelkolom kan nimmer een diagnose opleveren die als basis gaat dienen voor een behandeling. Na een gedegen onderzoek wordt het longitudinale niveau van de pathologische beschadiging en/of de fysiologische disfunctie vastgesteld en op basis daarvan wordt een behandeling voorgesteld.
Bij de behandeling, die dus per individu verschillend is, wordt gebruik gemaakt van b.v. specifieke chiropractische correcties (audiovisuele middelen, langzame en snelle rekprikkels, houdingsoefeningen, oogoefeningen, cognitieve training en gebruik van fysiotechnische applicaties. Het succes van de behandeling van een whiplashpatiënt is dus afhankelijk van meerdere factoren o.a.:
1
De patiënt zelf; hoe was hij/zij voor het ongeval en hoe presenteert hij/zij zich nu.
2
De juiste diagnose; met name de kennis van de gevolgen van het niveau van de beschadiging zijn van belang voor de vervolgbehandelingen, zodat de behandeling zich niet teveel richt op de complicaties van de beschadiging, maar meer op de oorzaak.
3
De mogelijkheden van de behandelaar zelf en een eventuele samenwerking in multiprofessioneel verband.
4
De uitleg aan de patiënt wat er precies gaande is, waarbij benadrukt moet worden dat in het algemeen passiviteit op den lange duur een negatieve uitwerking heeft. Ontraad daarom zo veel mogelijk het dragen van een kraag.