Van zwart naar wit, witwassen in het aansprakelijkheidsrecht
Diefstal, oplichting, belasting- en sociale zekerheidsfraude, valsheid in geschrift, identiteitsfraude, phishing, economische criminaliteit, milieucriminaliteit, drugscriminaliteit, allemaal strafbare feiten die niet worden gepleegd omdat het zo leuk en gezellig is, maar omdat er geld mee te verdienen valt. Soms heel veel geld. De negatieve maatschappelijke effecten van criminele verdiensten zijn veelzijdig. Om maar wat te noemen: de aanzuigende werking van het snelle criminele geld, het verkrijgen van een oneigenlijk voordeel in een concurrentiepositie, ondermijning van het vertrouwen in normale handelspatronen, misbruik van publieke middelen en publieke diensten, vermogensschade bij slachtoffers van criminaliteit, ondergraving van het sociale zekerheidsstelsel, het ontstaan van een oncontroleerbaar zwart-geld-circuit en misbruik van maatschappelijke structuren bij besteding van criminele verdiensten in het normale economische verkeer.
Al meer dan 30 jaar geleden is het inzicht gegroeid dat de bestrijding van criminaliteit niet alleen mag bestaan uit een aanpak van de 'kerels en de kilo's', het opsporen van strafbare feiten en het bestraffen van daders daarvan, maar dat ook oog moet bestaan voor criminaliteit als verdienmodel. ‘Misdaad mag niet lonen’, is hierbij het in maatschappelijke en politieke kringen gehuldigde motto. De mogelijkheden om met criminaliteit (veel) geld te verdienen en met dit geld goede sier te maken, moeten worden tegengegaan. Dit inzicht heeft geleid tot de ontwikkeling van uiteenlopende bestuursrechtelijke, fiscaalrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten om barrières op te werpen tegen criminele verdienmogelijkheden, om zicht te krijgen op criminele geldstromen, om de besteding van criminele verdiensten te bemoeilijken en om die verdiensten eventueel te confisqueren. Op dit vlak liggen belangrijke voorzieningen in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT). In deze wet is neergelegd dat instellingen (zoals banken, wisselkantoren, verzekeringsmaatschappijen en beleggingsondernemingen) en beroepsbeoefenaren (zoals registeraccountants, advocaten, notarissen en handelaren die transacties aangaan met contante betalingen van € 10.000 of meer) bij het aangaan van financiële relaties en transacties een cliëntenonderzoek moeten uitvoeren. Voorts bevat deze wet voor die instellingen en beroepsbeoefenaren een verplichting om ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële Inlichtingen Eenheid. Die melding kan vervolgens leiden tot nader onderzoek naar de transactie en eventueel gevolgd door een strafrechtelijk onderzoek. Het voornemen bestaat om in de WWFT een verbod op contante transacties boven de € 3.000 op te nemen.1) Dit verbod moet het besteden van contant misdaadgeld in het legale economische circuit belemmeren. Voorzieningen die in het verlengde hiervan liggen zijn de meldplicht bij het EU-grensoverschrijdend vervoer van valuta met een waarde boven de € 10.0002), de ruime strafbaarstelling van het witwassen van ‘voorwerpen’ die van misdrijf afkomstig zijn (art. 420bis e.v Sr) en de mogelijkheden tot strafrechtelijke confiscatie van de opbrengsten van misdaad overeenkomstig de art. 36e Sr (ontnemingsmaatregel) en 33a Sr (verbeurdverklaring). Het voert te ver om verder een uitvoerige schets te geven van het instrumentarium dat in het teken staat van de bestrijding van misdaadgeld. Dat loopt namelijk uiteen van de Wet ketenaansprakelijkheid, de Wet Bibob, het verbod op grondstoffen voor de productie van middelen die zijn genoemd in de Opiumwet, fiscale administratieve verplichtingen, tot controle- en onderzoeksbevoegdheden van allerlei autoriteiten.
Tegen de achtergrond van de brede aandacht voor misdaadgeld wekt een arrest van het hof Den Haag van 15 november 2022, opgenomen in dit onder nummer VR 2022/184, verbazing. In deze aflevering van Verkeersrecht hebben De Haan en Oskam vanuit het perspectief van het aansprakelijkheidsrecht al stevig commentaar geleverd op dit arrest.3) Ook vanuit het perspectief van het motto ‘misdaad mag niet lonen’ en de bestrijding van de kwalijke effecten van misdaadgeld laat zich een kritische noot kraken. Als gevolg van een ongeval lijdt een slachtoffer vermogensschade. Deze vermogensschade bestaat uit gemiste inkomsten uit arbeid. Het gaat niet alleen om ‘witte’ inkomsten, maar ook om gemiste verdiensten uit ‘zwart’ werk. Volgens het Haagse Hof is de schadeverzekeraar niet alleen verplicht om de gemiste witte inkomsten te vergoeden, maar ook het gemiste zwarte deel van de inkomsten (althans het deel daarvan dat netto zou overblijven na afdracht van belastingen en sociale premies).
Het staat buiten kijf dat het slachtoffer van het ongeval zich met het verwerven van zwarte inkomsten schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Het gaat bij die strafbaarheid niet alleen om een schending van de fiscale en socialezekerheidswetgeving, maar ook om het witwassen van crimineel geld. Omdat zwarte inkomsten veelal contant worden verkregen, begint de strafbaarheid van witwassen al met het verwerven en voorhanden hebben van het zwart verkregen geld. Als de zwarte inkomsten vervolgens worden aangewend voor de dagelijkse huishouding, zoals het betalen van boodschappen, het tanken van benzine, de aanschaf van kleding, is er sprake van een strafbaar ‘gebruiken’ en ‘omzetten’ in de zin van art. 420bis Sr. De strafbaarheid van witwassen geldt niet alleen voor het fiscaal en sociaalzekerheidsrechtelijk verzwegen deel van de zwarte inkomsten, maar voor iedere besteding van het gehele zwarte inkomensdeel. Met de door het Haagse Hof aangenomen regel om bij de begroting van de vermogensschade ook rekening te houden met een zwart inkomensdeel, wordt als het ware gebillijkt dat iemand zich jarenlang op strafbare wijze heeft weten te verrijken.
Met het arrest van het Haagse Hof voor ogen is het verder nogal bijzonder dat de schadeverzekeraar enerzijds volgens de WWFT is gehouden om bij het aanbieden van financiële diensten allerlei maatregelen te treffen die zijn gericht op de voorkoming van het gebruik van de diensten van de verzekeraar voor het witwassen van crimineel geld, en anderzijds door de verplichting tot het vergoeden van gemiste zwarte inkomsten het eerder plegen van strafbare feiten en het witwassen van zwarte inkomsten moet afdekken. Die uitkomst botst toch met een belangrijk principe van rechtvaardigheid: niemand mag profiteren van zijn eigen onrechtmatige gedrag, ook niet als je slachtoffer bent van een ongeval.
Fijnslijper
1. Zie de brief van de Minister van Financiën van 17 september 2021, Kamerstukken II 2020/21, 21 501-07, nr. 1778.
2. Zie art. 10:1 Algemene douanewet.
3. L.K. de Haan & V. Oskam, 'Compensatie voor gemist zwart werk binnen het aansprakelijkheidsrecht', VR 2022/177, afl. 12.