schadevergoeding

VR 2025/67 Deelgeschil letselschade. Meerdere aanrijdingen en verzekeraars. Verzoeken onnodig en onterecht.

Jurisprudentie

De zaak draait om drie achterop-aanrijdingen waarbij verzoeker betrokken was. Bij het eerste ongeval op 29 april 2019 was Allianz betrokken als verzekeraar in het kader van de WAM en de SVI. Bij het tweede ongeval op 29 mei 2020 is Univé betrokken als WAM-verzekeraar en Allianz als SVI-verzekeraar. Bij het derde ongeval op 21 januari 2023 is Achmea betrokken als WAM-verzekeraar. Verzoeker claimde letsel na de ongevallen, maar de verzekeraars twijfelden aan de echtheid ervan en boden pragmatische regelingen aan. Medisch advies wees op verergering van klachten na de ongevallen, maar er waren ook

VR 2025/63 Whiplash na ongeval. Deskundigenonderzoek. Beoordeling verschillende schadeposten.

Jurisprudentie

In deze zaak draait het om letselschade na een ongeval, waarbij de centrale vraag is welke beperkingen het gevolg zijn van het ongeval en in hoeverre X recht heeft op aanvullende schadevergoeding. Deze uitspraak is lezenswaardig voor wat betreft de beoordeling van de verschillende schadeposten. De verzekeringsarts concludeert dat X lijdt aan een Whiplash Associated Disorder (WAD II), met beperkingen in nek- en schoudergebruik en lichte beperkingen in sociaal en persoonlijk functioneren, die zonder het ongeval niet zouden zijn ontstaan. De arbeidsdeskundige stelt vast dat X gedeeltelijk

VR 2025/53 Duikongevallen bij zwemmen in recreatiegebieden:

Artikel
VR 2025-6-illu
Op een zomerse dag in juni 2020 dook een 16-jarige jongen het water van een recreatieplas in. Hij wist niet dat het water door langdurige droogte slechts 50 centimeter diep was. Bij de duik raakte hij met zijn hoofd de bodem, met als tragisch gevolg een hoge dwarslaesie, die zijn leven blijvend veranderde. Nederland telt talrijke recreatiegebieden waar zwemmen en watersportbeoefening populair zijn. Deze vormen van recreatie gaan soms gepaard met ongevallen, die ernstige en ingrijpende gevolgen kunnen hebben. Dit artikel beschouwt de rechtspraak omtrent de zorgplicht en aansprakelijkheid van terreinbeheerders bij duikongevallen in recreatiegebieden en de eigen verantwoordelijkheid van slachtoffers in het licht van het leerstuk eigen schuld. Voor de zorgplicht bij dergelijke ongevallen van toezichthouders, zoals een provincie, geldt een andere invulling van de zorgplicht. Die laatste zorgplicht laten wij in deze bijdrage buiten beschouwing. In dit artikel wordt eerst het juridisch kader rondom gevaarzetting uiteengezet, waarna twee in 2024 gedane uitspraken worden besproken. Tot slot wordt ingegaan op de lessen die deze rechtspraak biedt voor de letselschadepraktijk.

VR 2025/47 De gevolgen van het Kerstarrest voor de berekening van belastingschade over letselschadevergoedingen

Artikel
VR2025-5
In deze bijdrage bespreek ik in algemene zin de belastbaarheid van letselschadevergoedingen volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en in het bijzonder de vermogensrendementsheffing (box 3) na het op 24 december 2021 gewezen Kerstarrest.1) Ik begin met een beknopt overzicht van de heffingsregels voorafgaand aan een mogelijke heffing in box 3 (paragraaf 2). Paragraaf 3 gaat over letselschadevergoedingen in box 3 vanaf 2001, het Kerstarrest en het gewijzigde box 3-stelsel na het Kerstarrest. Vervolgens behandel ik de box 3-heffing over letselschadevergoedingen volgens het nieuwe box 3-stelsel, waarbij ik ook inga op het risico op overcompensatie bij de berekening van de belastingschade. Ik rond af met enkele opmerkingen over de toekomst van box 3 (paragraaf 5) en sluit af met een conclusie (paragraaf 6).

VR 2025/35 Drones

Artikel
VR 2025-4-illu
Storm schreef in 2016 een artikel over de aansprakelijkheidsrisico’s die gepaard gaan met het toenemende gebruik van drones. Aan het slot van zijn artikel formuleerde hij een aantal aanbevelingen. De aanbeveling voor verzekeraars was om droneverzekeringen te ontwikkelen die zowel het aansprakelijkheidsrisico als schade aan de drone zelf dekken. Nu, negen jaar verder, zijn er inderdaad verschillende aanbieders van droneverzekeringen op de Nederlandse markt. Afhankelijk van het gewicht van de drone en de gebruiksdoeleinden (zakelijk of hobbymatig) gelden op grond van Europese regelgeving verschillende verzekeringsregimes. Zoals hierna zal blijken bieden de meeste aansprakelijkheidsverzekeringen voor particulieren (AVP) enige dekking voor het risico van aansprakelijkheid voor schade toegebracht met een recreatief gebruikte drone. Op de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) is het risico van schade veroorzaakt met of door een drone doorgaans uitgesloten. Bedrijfsmatige exploitanten van drones moeten dus een aparte droneverzekering afsluiten.

VR 2025/32 Schadevergoeding. Opvolgende persoonlijke onderzoeken. Onrechtmatig verkregen bewijs.

Jurisprudentie

Op 29 september 2015 werd X van achteren aangereden door een auto. Aegon, de WAM-verzekeraar van de autobestuurder die X aanreed, had de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. X was vijf jaar lang in loondienst werkzaam als technisch adviseur c.q. rayonleider voordat hij in 2005 zelfstandig ondernemer in de spuitmachinebranche was geworden. Na het ongeval werkte hij ondanks medische beperkingen 15-20 uur per week. Anonieme tips over mogelijke fraude leidden niet tot onderzoek. In latere jaren ontving X leningen en waren er re-integratiepogingen. Er ontstonden financiële en medische

VR 2025/20 Letselschade, whiplash, arbeidsongeschiktheid, aanvullend bedrag schadevergoeding, smartengeld.

Jurisprudentie

Op 26 oktober 2010 was X (eiseres) betrokken bij een verkeersongeval op de snelweg A2. Haar auto stond stil in een file toen een achteropkomende auto tegen haar achterkant botste. De bestuurder van die auto was verzekerd bij ASR, de aansprakelijkheid is erkend. Na het ongeval had X direct nekklachten en stijfheid. Neurologen diagnosticeerden een postwhiplashsyndroom. In juli 2013 werd X gezien bij een revalidatiearts. Vanwege aanhoudende klachten en druk op het werk nam ze een andere functie binnen het bedrijf aan. Na een beoordeling door het UWV in oktober 2013 werd X arbeidsongeschikt

VR 2025/19 Aansprakelijkheid. Schadevergoeding. Inkomsten uit zwart werk meerekenen?

Jurisprudentie

X heeft sinds 1997 een eenmanszaak in internetproducten, beveiligingscamera's en schotelantennes. Tijdens werkzaamheden voor een basisschool van SIPOR viel hij van een ladder en liep hij enkelletsel op. De verzekeraar van SIPOR, Achmea, erkende de aansprakelijkheid. Er was gezamenlijk een bedrijfseconomisch rapport aangevraagd. X stelde echter dat hij in 2013 en 2014 ongedocumenteerde inkomsten had, voornamelijk uit niet-geregistreerde verkopen en werkzaamheden. Middels een deelgeschilprocedure heeft Achmea c.s. de rechtbank Rotterdam verzocht om voor recht te verklaren dat de gestelde

VR 2025/16 Letselschade, aanrijding kind, deskundige, geen blijvende beperkingen.

Jurisprudentie

In deze uitspraak wordt vastgesteld dat A tijdens de lopende procedure op 13 augustus 2022 meerderjarig is geworden. X en Y zijn de wettelijk vertegenwoordigers van A. Omdat er geen verzoek tot schorsing is ingediend door X en Y, zal de procedure conform artikel 225 lid 2 Rv op naam van X en Y worden voortgezet. De rechtbank handhaaft de eerdere overwegingen en beslissingen in de tussenliggende vonnissen. In het tussenvonnis van 23 juni 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de beoordeling moet plaatsvinden of er sprake is van aanhoudende ongevalsgerelateerde schade bij A, die verder gaat dan de

VR 2024/136 Verkeersongeval minderjarige. Vaststellen van schade. Berekening verlies van arbeidsvermogen.

Jurisprudentie

In deze zaak vordert X vergoeding voor de schade als gevolg van het verkeersongeval op 2 april 1999. X was destijds 11 jaar oud en werd die dag op zijn fiets aangereden door een streekbus. Hij kwam zodanig ten val dat hij aan het ongeval zwaar en blijvend hersenletsel overgehouden heeft. De rechtsvoorgangster van Allianz heeft aansprakelijkheid erkend, waarna de verdere schaderegeling op gang is gekomen. Een kinderneuroloog concludeerde in 2014 dat er sprake is van 58% blijvende functionele invaliditeit en dat X permanent afhankelijk is van een verblijf in een gezinsvervangend tehuis zonder