VR 2022/34 Hoe heurt het eigenlijk?

Column 15 maart 2022

VR 2022/34

 

Hoe heurt het eigenlijk?

 

De straat waarin wij wonen komt uit op een fietsstraat. Deze is tamelijk lang. Op een ochtend stapte ik in mijn derdehands Saab om naar kantoor te gaan. Ik had enige haast in verband met een afspraak, maar in de fietsstraat belandde ik achter een dame die op een gewone fiets reed. Zij reed langzaam en al snel vormde zich achter mij een kleine file auto’s. U mag het mij kwalijk nemen, maar ik verloor op enig moment mijn geduld omdat de straat meer dan breed genoeg is voor een auto om een andere auto in te halen, laat staan een fietser. Tegenliggers waren in geen velden of wegen te bekennen.

Ik draaide mijn raampje open en vroeg zo vriendelijk mogelijk: “Mevrouw, zouden wij misschien even mogen passeren”. De dame in kwestie keerde zich om met een blik waaruit enige minachting sprak en schreeuwde mij toe: “Je bent hier te gast!”.

Dit leidde zij waarschijnlijk af uit het verkeersbord L51B.

 

Ik was te verbouwereerd om iets terug te zeggen.

Hoewel ik al enige tijd redacteur ben van dit mooie blad, moet ik tot mijn schande bekennen dat ik mij niet eerder in het fenomeen “fietsstraat” had verdiept. Enig googelen leert dat al in 1996 in Utrecht de Burgemeester Reigerstraat tot fietsstraat werd omgetoverd. Maar welke verkeersregels zijn van toepassing? Dat is mede afhankelijk van de bebording, maar het komt er kortweg op neer dat een fietsstraat geen aparte juridische status heeft. Hier gelden dus simpelweg de regels van de WVW en het RVV. Men kan daarbij onder andere denken aan art. 3 lid 1 (rechts houden) en lid 2 RVV (fietsers mogen met zijn tweeën naast elkaar rijden). Toch lees ik op de website van mijn gemeente over een nieuw aan te leggen fietsstraat: “Fietsers bepalen hier de snelheid.” Maar waar is dat dan geregeld? Nergens, kortom: verwarring!

“Ubi Iudicia Deficiunt Incipit Bellum” staat op een wand in de gang van het gebouw van de Hoge Raad geschreven. Nu zijn dit nogal grote woorden voor het thema “fietsstraat”, maar zelfs de Eerste Wereldoorlog kende een tamelijk onnozele aanleiding. Mogelijk hebben de (fietsende) gebruikers van de fietsstraat de regelgeving inmiddels zelf ingevuld met hun eigen natuurrecht of, wanneer dat een tikje te hoog gegrepen is, met het gewoonterecht. Het gewoonterecht, dat klaarblijkelijk niet alleen is belichaamd in het bovenvermelde verkeersbord, maar ook in het bloedrood gekleurde asfalt van de fietsstraat. Alsof de rode loper daar voor de fietsende mens is uitgerold.

Daarbij komt dat in deze tijden van groot milieubewustzijn de fietser zich wellicht moreel verheven voelt boven de dieseldampen uitstotende automobilist. Waar Urgenda de Staat op de knieën dwingt en Milieudefensie Shell een lesje in bescheidenheid heeft geleerd, mag het geen verbazing wekken dat op microniveau een fietser de gelegenheid grijpt zijn wil op te leggen aan de automobilist, die immers deels de aarde aan de rand van de afgrond heeft gebracht.

Zeer begrijpelijk, maar bij onduidelijkheid over de ter plekke geldende regelgeving gaat dit een keer fout. De gemiddelde bronstige patser – het zijn immers altijd mannen – in zijn naar 350 pk getunede vehikel trekt zich van het gewoonterecht weinig aan, tenzij het zijn eigen gewoonterecht is. Daarom verdient het aanbeveling de fietsstraat juridisch wat meer op te tuigen, bij voorkeur via het RVV.

Ik ben inmiddels voorbereid. De volgende keer dat ik door een dame op een fiets op deze wijze op mijn plaats gezet word, zal ik antwoorden: “En u bent zeker niet mijn ideale gastvrouw!”

 

Mr. P.N. Langstraat