Verkeersrecht 2020-11

Editie
Datum uitgave: 

VR 2020/183 Kind rijdt volwassene aan; geen eigen schuld; vergoeding huishoudelijke hulp.

Jurisprudentie
Een kind (A) is vanaf de oprit de rijbaan opgereden. Hierbij heeft zij een op die rijbaan rijdende volwassene (B) - aan wie zij voorrang had moeten verlenen - in het voorwiel geschept. Vast komt te staan dat A onrechtmatig heeft gehandeld jegens B. De ouders van A zijn als wettelijke vertegenwoordigers van A hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van B.Het hof oordeelt dat geen sprake is van eigen schuld van B. Op grond van de getuigenverklaringen van B en haar echtgenoot is aannemelijk dat B, fietsend op de rijbaan, plotseling geconfronteerd werd met A, die de oprit afreed en B in het

VR 2020/184 Letselschadezaak; geschil over redelijkheid buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
A is in 2015 aangereden door een auto. De auto was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij B. B heeft aansprakelijkheid erkend voor de schade die A door het ongeval heeft geleden. C is de belangenbehartiger van A. Bij brief van 5 oktober 2016 heeft C een factuur gestuurd aan B. B weigert de daarin opgenomen kosten voor werkzaamheden van C (hierna: BGK) te vergoeden, omdat de in rekening gebrachte werkzaamheden niet van toegevoegde waarde zouden zijn geweest voor de schadeafwikkeling. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat uit de door partijen overgelegde correspondentie volgt

VR 2020/185 Letselschadezaak; redelijkheid buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
X is in 2000 een auto-ongeval overkomen. B heeft als WAM-verzekeraar aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Nadien hebben twee neurologen afzonderlijk geconcludeerd dat de door X gestelde klachten en beperkingen niet aan het ongeval kunnen worden gerelateerd. De advocaat van X (A) heeft € 38.852,81 aan buitengerechtelijke kosten in rekening gebracht bij B voor de door haar verrichte werkzaamheden (van in het totaal 141,4 uur). Van dat bedrag heeft B € 11.355,57 betaald. A vordert van B nog € 20.000 aan buitengerechtelijke kosten. Het hof wijst erop dat B de redelijkheid van de door A

VR 2020/186 Deelgeschil; voortzetting buitengerechtelijke onderhandelingen; buitengerechtelijke kosten; deskundigenonderzoek.

Jurisprudentie
Op 8 mei 2017 is A als bestuurder van een auto aangereden door een verzekerde van B. B heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. A was voor het ongeval werkzaam als kraanmachinist en hulpmonteur op zzp-basis. Het is A en B niet gelukt een pragmatische regeling te treffen. Op voorstel van B heeft A nadien een multidisciplinair revalidatietraject en een arbeidsdeskundig traject doorlopen. Daarnaast is een bedrijfsanalyse uitgevoerd. B heeft € 49.000 aan voorschotten aan A verstrekt en € 7.416,52 voldaan als voorschot op de buitengerechtelijke kosten. In 2019 heeft B de

VR 2020/187 Letselschadezaak; deelgeschil; benoeming deskundige; buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
In 2014 is A in haar auto van achteren aangereden door een auto van een verzekerde van B. A heeft hierbij letsel opgelopen. B heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. A en B zijn het erover eens dat een neuropsychologisch onderzoek door een deskundige moet plaatsvinden. A is dit deelgeschil begonnen, omdat partijen het niet eens konden worden over de persoon van de deskundige. Ook wil A dat B wordt veroordeeld tot betaling van nog niet vergoede buitengerechtelijke kosten. De rechtbank wijst erop dat A na de zitting aan de rechtbank heeft medegedeeld dat A en B hebben afgesproken dat C