Verkeersrecht 2022-11

Editie
VR2022-11-cover
Datum uitgave: 

VR 2022/162 Uitvaartkosten bij onrechtmatige daad

Artikel
VR2022-11_illu
Wanneer een dierbare door de schuld van een ander komt te overlijden, kunnen diens nabestaanden op grond van artikel 6:108 lid 2 BW aanspraak maken op vergoeding van de kosten van lijkbezorging. Daarvoor is natuurlijk wel noodzakelijk dat aansprakelijkheid gevestigd kan worden. Het heeft in zekere zin iets vreemds dat deze kosten verhaalbaar zijn, zeker als het om een slachtoffer op leeftijd gaat. Het gaat hier immers om kosten die nabestaanden op enig moment altijd zullen moeten gaan dragen, tenzij de overledene een uitvaartverzekering heeft afgesloten. Het werd echter altijd al als te wrang en ook onbillijk ervaren als degene die verantwoordelijk is voor het overlijden, deze kosten niet zou vergoeden. Vandaar dat dit in de wet is verankerd, zonder enig onderscheid te maken, bijvoorbeeld naar leeftijd. Helaas, maar ook wel begrijpelijk is over dit onderwerp vrij weinig geschreven. De meeste handboeken wijden er slechts een korte paragraaf aan. En voor zover ik weet is over het onderwerp slechts tweemaal een artikel verschenen.

VR 2022/163 Toezicht op en in het strafproces

Artikel
In de Senaatszaal van de Groningse universiteit hangt een groot aantal geschilderde portretten van oud-hoogleraren van de Groningse universiteit, waaronder het portret van mijn oude leermeester, prof. Th. W. van Veen, die tot 1987 hoogleraar straf- en strafprocesrecht was. Ikzelf heb ook nog onder professor Van Veen gewerkt en daarvóór van hem les gehad. Zijn colleges leverden allerlei wijsheden op waarvan ik nu nog denk te profiteren. Eén van die wijsheden gaat over het verschil tussen opsporing en controle, of toezicht. Politieambtenaren beschikken vaak over beide soorten bevoegdheden, bijvoorbeeld op grond van de Wegenverkeerswet: dan mogen zij in het kader van toezicht op de handhaving van de verkeerswetgeving een bestuurder staande houden, om zijn papieren vragen en het voertuig aan een controle onderwerpen. Veel van die bevoegdheden lijken op de opsporingsbevoegdheden die dezelfde politieman of -vrouw ook mag uitoefenen en die uiteindelijk samen dienen ter handhaving van het verkeersrecht. Maar er is een wezenlijk verschil tussen toezicht en opsporing, aldus professor Van Veen in een van zijn colleges: opsporing gaat er vanuit dat de mensen het fout doen, ze zijn verdachten, terwijl bij toezicht er juist van wordt uitgegaan dat de burgers het goed doen. En het toezicht heeft als functie om de burgers ook het gevoel te geven dat ze het goed doen. Idealiter vinden mensen het plezierig om onderworpen te worden aan een controle, bijvoorbeeld in het verkeer. De bestuurder voelt zich prettig omdat hij inderdaad de verplichte autogordel draagt en, als hij moet blazen voor de controle op alcohol, voelt hij zich helemaal okay, omdat hij, de bob zijnde, niet heeft gedronken. Toezicht bevestigt zodoende de norm, draagt daardoor bij aan de naleving ervan, en voorkomt normoverschrijdend gedrag oftewel werkt generaal preventief. Om die functies te kunnen vervullen, moet wel aan een paar basisvoorwaarden worden voldaan: toezicht moet geregeld plaatsvinden en moet liefst ook zichtbaar zijn voor de rechtsgenoten. Aldus Van Veen.

VR 2022/164 Administratieve sanctie. Verandering van sanctie. Overgangsrecht.

Jurisprudentie

Bij Besluit van 22 december 2021 (in werking getreden op 1 maart 2022) is de sanctie op gedraging R 522 “als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets onnodig geluid maken met dat voertuig” verlaagd van € 380 naar € 250. Volgens het Besluit heeft deze wijziging geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit. Die overgangsbepaling moet als strijdig met artikel 7, eerste lid, van het EVRM en artikel 15, eerste lid, derde volzin van het IVBPR onverbindend worden verklaard. Bij oplegging van een sanctie voor gedraging

VR 2022/165 Bekeuren op kenteken. Staande houden. Corona. Werkinstructie.

Jurisprudentie

In artikel 5 van de Wahv ligt het uitgangspunt besloten dat de ambtenaar die een gedraging constateert, de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat aan hem als bestuurder een sanctie kan worden opgelegd. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien redelijkerwijs geen mogelijkheid bestaat om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, in welk geval de sanctie aan de kentekenhouder wordt opgelegd. Als op dit punt een verweer wordt gevoerd, zal de officier van justitie of de rechter daarop uitdrukkelijk moeten beslissen en zo nodig aan de ambtenaar een nadere toelichting

VR 2022/166 Bekeuren op kenteken. Staande houden. Corona. Werkinstructie.

Jurisprudentie

Ingevolge artikel 5, eerste volzin, van de Wahv wordt, indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. De Werkinstructie Verkeershandhaving i.v.m. het Coronavirus (versie 23-03-2020) bevat de volgende instructie: “Wanneer mogelijk bekeuren op kenteken en alleen staande houden en aanspreken als dit echt en