VR 2023/84 Rood verkeerslicht. Kruising. Overmacht.
Betrokkene is een sanctie opgelegd vanwege het niet stoppen voor rood licht. Betrokkene voert aan dat hij niet opzettelijk door rood is gereden. Er zou sprake zijn geweest van een gewijzigde en voor hem ongunstige verkeerssituatie. Betrokkene had geen zicht op het rode verkeerslicht doordat hij in een kort tijdsbestek meerdere kanten op moest kijken. Een bestuurder op de tegemoetkomende weghelft reed eveneens door rood, wat bij betrokkene de indruk wekte dat hij mocht doorrijden. Betrokkene vraagt ook rekening te houden met zijn lengte, waardoor hij hoger in de auto zit en daarom minder zicht
VR 2023/85 Verkeersteken. Verkeersbord. Aanwezigheid. Bewijs.
Om de aanwezigheid van bebording met een voldoende mate van zekerheid te kunnen vaststellen, wordt - anders dan in Hof Arnhem-Leeuwarden 28 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1803 - niet langer onderscheid gemaakt tussen statische handhaving met flitspalen (inclusief trajectcontrole) enerzijds en kom- en zonebebording anderzijds. Als uitgangspunt wordt voortaan gehanteerd dat de aanwezigheid van de bebording ten tijde van de gedraging met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld als blijkt dat deze bebording aanwezig was op enig moment niet meer dan zes maanden vóór en niet meer
VR 2023/86 Kruising. Uitrit.
De betrokkene is een sanctie opgelegd wegens het stilstaan op een kruispunt. Stond hij stil op een kruispunt of voor een uitrit? Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een in- of uitrit, is van belang of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij een uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als in- of uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding (bijvoorbeeld de toegang tot een erf van een woning of bedrijfsunit) en de constructie van de uitmondingssituatie een belangrijke rol. Naar het oordeel van het hof is weliswaar sprake van
VR 2023/87 Parkeren. Eigen uitrit.
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “parkeren voor een in- en/of uitrit”. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van redenen om een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen. Het hof wil wel aannemen dat het voertuig geparkeerd stond voor de woning van de bestuurder van het voertuig, maar de kantonrechter overweegt terecht dat het verbod om voor een in- en/of uitrit te parkeren ook geldt als het een eigen in- of uitrit betreft.
VR 2023/88 Lading. Zicht. Spiegels.
In art. 5.18.5, tweede lid, van de Regeling voertuigen is bepaald dat indien het gezichtsveld van de voor voertuigen van de categorie waartoe het voertuig behoort voorgeschreven spiegels of camera-monitorsystemen wordt beperkt door lading die aan de achterzijde van het voertuig is aangebracht of door een door het voertuig voortbewogen aanhangwagen, met inbegrip van de lading, het voertuig moet zijn voorzien van een linker- onderscheidenlijk rechterbuitenspiegel of camera-monitorsystemen waarmee de bestuurder een in bijlage VIII, hoofdstuk 2, titel 2, paragrafen 1 tot en met 6, vastgesteld