In deze twee gevoegde zaken gaat het om twee verschillende
appellanten (appellante en appellant), die op dezelfde dag kort na elkaar op
hetzelfde fietspad ten val zijn gekomen. Het fietspad loopt naar beneden, met
aan het eind een scherpe bocht naar rechts en daarin weer een afslag naar
links. Appellante is gevallen in de bocht naar rechts. Appellant is gevallen
toen hij in de bocht naar rechts de afslag naar links wilde nemen, waarin zich
een middengeleider met paaltje bevond. Niet in geschil is dat beide valpartijen
zijn ontstaan door gladheid als gevolg van bevriezing van het fietspad.