Ter discussie staat niet of de betrokkene een mobiele
telefoon heeft vastgehouden, aangezien hij dit erkent, maar of hij ten tijde
van de gedraging kan worden aangemerkt als bestuurder in de zin van artikel 61a
van het RVV 1990. Het hof stelt vast dat, anders dan in de zaak waarover het
hof heden eveneens beslist, uit de gegevens in het zaakoverzicht niet blijkt
dat de betrokkene ten tijde van de gedraging de Autopilot had ingeschakeld en
dat door de (gemachtigde van de) betrokkene ook niet aannemelijk is gemaakt dat
de Autopilot ten tijde van de gedraging was ingeschakeld.