Artikel
De rechter komt pas in zicht als partijen er onderling niet uitkomen. Vaak zijn er dan al vele jaren verstreken na het incident dat tot schade heeft geleid. En als dan een vordering wordt ingediend (door gelaedeerde) dan komt het aan op de onderbouwing met feiten (en omstandigheden) die de grondslag van de vordering kunnen dragen. Het verloop van de tijd werkt overigens in het nadeel van beide partijen: stukken kunnen zijn zoekgeraakt, namen van andere betrokkenen zijn niet te achterhalen of getuigen weten niet meer zo goed wat er heeft plaatsgevonden. De kunst is natuurlijk voor partijen die zich nog in de voorfase van een gerechtelijke procedure bevinden, de feiten en omstandigheden rondom het incident ‘veilig te stellen’ voor het geval zij er niet uit komen en zij zich – in de toekomst – tot de rechter moeten wenden. Los van de (informele) mogelijkheid dat partijen zelf schriftelijke verklaringen vragen van personen die bij het incident waren betrokken, biedt de wet ook mogelijkheden hiertoe zoals het voorlopig getuigenverhoor. Als er problemen worden voorzien ten aanzien van het causaal verband tussen het incident en de schade, kan een voorlopig deskundigenbericht uitkomst bieden (naast natuurlijk de mogelijkheid dat de gelaedeerde zelf een medisch advies inwint5), dan wel dat partijen dat gezamenlijk doen). In bodemzaken zijn de letselschadedossiers vaak al vele, vele jaren oud, hetgeen de feitenvergaring bemoeilijkt als hierop niet goed is geanticipeerd. Voor partijen én de rechter die de zaak behandelt is dat ook frustrerend, want er moet recht worden gedaan en de rechter wil op basis van de werkelijke, vaststaande feiten een uitspraak kunnen doen. Alleen dan kan een rechtvaardige uitkomst worden bereikt, die door partijen wordt geaccepteerd. Daarom is het belangrijk dat zowel eiser als gedaagde die feiten goed kunnen presenteren: hoe dichter bij de werkelijkheid (‘de waarheid’), hoe groter de kans op acceptatie van het (Salomons)oordeel van de rechter.