bewijsmiddelen

VR 2024/23 In scène gezette aanrijding. Bewijslast en bewijsvermoeden. Waardering bewijsmiddelen.

Jurisprudentie

Op 25 augustus 2010 heeft Nationale Nederlanden (hierna: NN), de verzekeraar van X, een schadeformulier ontvangen, waarop staat ingevuld dat op 25 augustus 2010, om 21:30 uur, een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij X en A betrokken waren. NN laat onderzoek doen naar de toedracht en laat een ongevalsanalyse verrichten. NN weigert aan A uit te keren, omdat niet is komen vast te staan dat de aanrijding heeft plaatsgevonden zoals door A en X is opgegeven op het schadeformulier. Enige tijd later keert NN toch zowel aan X als A de volledige schadevergoeding uit. Op 13 januari 2015 heeft een

VR 2023/55 Automobilist raakt van de weg en botst tegen bewegwijzeringspaal. Heeft andere bestuurder onrechtmatig gehandeld? Bewijslast. Bewijswaardering.

Jurisprudentie

Op 6 februari 2013 rijdt X op de linkerrijstrook wanneer een op de rechterrijstrook rijdende auto, bestuurd door B, naar de linkerrijstrook beweegt. X raakt van de weg en botst tegen een bewegwijzeringspaal, waarbij hij letsel oploopt. De auto van B was verzekerd bij ZLM. X vordert een verklaring voor recht dat ZLM aansprakelijk is voor zijn schade. B zou bij de rijstrookwisseling namelijk verkeersfouten hebben gemaakt. De vordering van X is afgewezen door de rechtbank. X gaat in hoger beroep. Het hof bekrachtigt het vonnis en wijst de vordering van X af. Het overweegt hiertoe als volgt. X

VR 2022/151 Naast voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger aangereden. Getuigenverklaringen. Eigen schuld. Billijkheidscorrectie.

Jurisprudentie

Op 18 februari 2021 is voetgangster X, terwijl het donker was en het regende, bij het oversteken aangereden door automobilist Y. Hierbij liep X ernstig letsel op. Achmea, de WAM-verzekeraar van de auto, meent dat X eigen schuld bij het ongeval heeft. X verzoekt een verklaring voor recht dat Achmea aansprakelijk is voor haar schade en gehouden is de volledige schade te vergoeden. De rechtbank verklaart voor recht dat Achmea aansprakelijk is voor 90% van de schade van X en gehouden is 90% van de schade te vergoeden. Hiertoe overweegt zij als volgt. Achmea stelt dat X eigen schuld heeft aan het

VR 2022/141 Bewijs in letselschadezaken bezien vanuit de positie van de rechter

Artikel
VR2022-10_illu
De rechter komt pas in zicht als partijen er onderling niet uitkomen. Vaak zijn er dan al vele jaren verstreken na het incident dat tot schade heeft geleid. En als dan een vordering wordt ingediend (door gelaedeerde) dan komt het aan op de onderbouwing met feiten (en omstandigheden) die de grondslag van de vordering kunnen dragen. Het verloop van de tijd werkt overigens in het nadeel van beide partijen: stukken kunnen zijn zoekgeraakt, namen van andere betrokkenen zijn niet te achterhalen of getuigen weten niet meer zo goed wat er heeft plaatsgevonden. De kunst is natuurlijk voor partijen die zich nog in de voorfase van een gerechtelijke procedure bevinden, de feiten en omstandigheden rondom het incident ‘veilig te stellen’ voor het geval zij er niet uit komen en zij zich – in de toekomst – tot de rechter moeten wenden. Los van de (informele) mogelijkheid dat partijen zelf schriftelijke verklaringen vragen van personen die bij het incident waren betrokken, biedt de wet ook mogelijkheden hiertoe zoals het voorlopig getuigenverhoor. Als er problemen worden voorzien ten aanzien van het causaal verband tussen het incident en de schade, kan een voorlopig deskundigenbericht uitkomst bieden (naast natuurlijk de mogelijkheid dat de gelaedeerde zelf een medisch advies inwint5), dan wel dat partijen dat gezamenlijk doen). In bodemzaken zijn de letselschadedossiers vaak al vele, vele jaren oud, hetgeen de feitenvergaring bemoeilijkt als hierop niet goed is geanticipeerd. Voor partijen én de rechter die de zaak behandelt is dat ook frustrerend, want er moet recht worden gedaan en de rechter wil op basis van de werkelijke, vaststaande feiten een uitspraak kunnen doen. Alleen dan kan een rechtvaardige uitkomst worden bereikt, die door partijen wordt geaccepteerd. Daarom is het belangrijk dat zowel eiser als gedaagde die feiten goed kunnen presenteren: hoe dichter bij de werkelijkheid (‘de waarheid’), hoe groter de kans op acceptatie van het (Salomons)oordeel van de rechter.

VR 2022/121 Fietser botst tegen portier geparkeerde auto. Tweede deelbeschikkingsverzoek geen verkapt hoger beroep. Bewijslevering; geen eigen schuld; monteur aansprakelijk.

Jurisprudentie

Op 9 juni 2016 botste fietser X tegen het openstaande portier van een langs de weg geparkeerde auto waaraan Y werkzaamheden verrichtte. X kwam ten val en liep letsel op. X stelt dat Y het portier plotseling opendeed terwijl hij langs fietste. Y stelt dat X door eigen onvoorzichtigheid tegen het openstaande portier is gereden terwijl Y onder de motorkap bezig was. In een eerste deelgeschilprocedure verzocht X een verklaring voor recht dat Y en diens werkgever aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat niet tot een beslissing kon worden gekomen

VR 2022/112 Verzekeraar voert persoonlijk onderzoek uit. Onderzoeksrapport als onrechtmatig verkregen bewijs uitgesloten.

Jurisprudentie

Op 21 september 2017 wordt rijinstructeur X tijdens een rijles aangereden door een vrachtwagen. De verzekeraar van de vrachtwagen, TVM, erkent aansprakelijkheid voor de toedracht van het ongeval, met het voorbehoud dat zij hierop terug kan komen indien zij de beschikking krijgt over informatie die van invloed is op de beoordeling en vaststelling van aansprakelijkheid of vergoedingsplicht. Nadat bij TVM een vermoeden van fraude ontstaat, laat zij een persoonlijk onderzoek naar X verrichten. Naar aanleiding van het onderzoeksrapport trekt TVM haar erkenning van de aansprakelijkheid in. X vordert

VR 2022/109 Personenauto botst met vrachtwagen. Botsing veroorzaakt door manoeuvre vrachtwagen? Waardering deskundigen- en getuigenverklaringen.

Jurisprudentie

Op 31 oktober 2013 rijdt X met zijn partner als bijrijder op een driebaansweg. Wanneer hij een vrachtwagen, bestuurd door Y, inhaalt, raakt hij in een slip en komt hij voor de vrachtwagen terecht. De personenauto en de vrachtwagen botsen en belanden in de berm. De partner van X overlijdt als gevolg van het ongeval en zelf loopt hij letsel op. Het ongeval is in opdracht van de politie door de Verkeersongevalsanalyse (hierna: VOA) onderzocht. In opdracht van X is het ongeval onderzocht door bureau A en in opdracht van Y en zijn verzekeraar, TVM, door bureau B. Na verscheidene rapporten over en

VR 2022/094 Bewijs(perikelen) in letselschadeprocedures

Artikel
Er wordt wel eens gezegd: “het gaat er niet om of je gelijk hebt, maar of je gelijk krijgt”. In een procedure hangt dit al dan niet gelijk krijgen vaak in belangrijke mate af van bewijsrechtelijke aspecten. Op wie rust de bewijslast, en daarmee het bewijsrisico?1) Zijn er argumenten om de bewijslast om te keren of althans de partij op wie de bewijslast rust hierin tegemoet te komen? Welke bewijsmiddelen zijn er beschikbaar? Maar ook: welke informatie is er reeds in het geding gebracht, welke feiten staan (als onvoldoende betwist) vast of worden door de rechter voorshands als vaststaand aangenomen op grond van hetgeen al is gebleken, met andere woorden: wie is “aan zet”? En zo zijn er nog vele andere kwesties op het terrein van het bewijsrecht te noemen die van invloed zijn op de uitkomst van een procedure, waaronder niet in de laatste plaats de waardering van het voorhanden bewijs door de rechter.2) Buiten kijf staat hoe dan ook dat de uitkomst van een procedure in grote mate afhankelijk is van bewijsrechtelijke aspecten, in brede zin. Oftewel, in de woorden van dé eminence grise op het gebied van het bewijsrecht, Daan Asser: “Stellen, betwisten en bewijzen vormen de kern van het procederen”.3) Over het bewijsrecht, en zeker ook over de toepassing van het bewijsrecht in letselschadezaken, valt veel te zeggen en te schrijven. In deze bijdrage beperk ik mij tot drie aspecten. Allereerst bespreek ik de vraag wat bewijzen eigenlijk is. Daarna ga ik in op enkele perikelen rond het bewijs van causaal verband – omdat het bewijs hiervan in letselschadezaken vaak het springende punt is – en enkele actuele ontwikkelingen in verband hiermee bij (vermeende) beroepsziekten. Tot slot komt de toepassing van het bewijsrecht in het kader van de schadebegroting aan de orde. Maar voordat ik aan deze drie kwesties toekom, eerst een enkel woord over het “speelveld” van het bewijsrecht, oftewel de vraag: wanneer is bewijzen aan de orde en wat is onderwerp van bewijslevering?

VR 2022/43 X heeft verscheidene klachten na ongeval. Causaal verband klachten en ongeval? Partijen gebonden aan rapport gezamenlijk ingeschakelde deskundige.

Jurisprudentie
Op 9 december 2016 wordt rijinstructrice X tijdens een rijles aangereden door een verzekerde van Bovemij. Bovemij erkent aansprakelijkheid. X en Bovemij schakelen samen neuroloog A in, om een medische expertise over de klachten van X uit te brengen. Op 27 januari 2020 levert A zijn deskundigenbericht op. Hierin stelt hij vast dat X (nek)pijnklachten heeft die passen bij een whiplash, door pijn slecht slaapt, rijangst heeft en depressief is. Hij stelt vast dat X vóór het ongeval geen neurologische klachten had en dat het onwaarschijnlijk is dat haar overige klachten zich zonder het ongeval

VR 2019/187 Kop-staartbotsing; te weinig afstand; bewijswaardering.

Jurisprudentie
Toen A in zijn auto op de snelweg reed, is hij van achteren aangereden door een andere auto die werd bestuurd door C. B zat als passagier naast A in de auto. D zat als passagier naast C in de auto. A stelt de verzekeraar van de auto van C aansprakelijk en vordert betaling van een schadevergoedingsvoorschot van € 5.000. De vraag is of het ongeluk is ontstaan doordat C te weinig afstand heeft bewaard tot de auto van A (en daarmee art. 19 RVV heeft overtreden) of doordat A onverwacht en zonder enige noodzaak heeft geremd. Op grond van de verklaringen van A, B, C en D oordeelt het hof dat C