kostenvergoeding

VR 2024/107 Deelgeschil uurtarief belangenbehartiger in letselschadezaak.

Jurisprudentie

Op 30 maart 2022 heeft X een verkeersongeval gehad waarbij hij letsel opgelopen heeft. Verzekeraar ASR heeft aansprakelijkheid erkend. X heeft A ingeschakeld voor de afhandeling van zijn schade. Er is een overeenkomst gesloten waarin een uurtarief van € 185,- voor inhoudelijke werkzaamheden en € 80,- voor administratieve werkzaamheden is vastgelegd. A heeft een regelingsvoorstel van € 10.000,- plus € 2.279,50 aan buitengerechtelijke kosten gedaan. ASR vindt het uurtarief te hoog en stelt lagere tarieven voor. Daarnaast betwist ASR het aantal geschreven uren. X is het niet eens met deze

VR 2023/100 De BGK-pilot

Artikel
VR2023-9_illu
“Het zou goed zijn, wanneer deze uitgave er mede toe zou kunnen bijdragen dat discussies over (de omvang van) buitengerechtelijke kosten tot het verleden behoren. Niet zelden vertroebelt die discussie het verloop van de schaderegeling. Beide partijen zouden gediend zijn bij duidelijkheid vooraf, mits die duidelijkheid bestaat uit een regeling, waarin beide partijen zich kunnen vinden.” “Discussies over buitengerechtelijke kosten zijn nog altijd aan de orde van de dag, ondanks de initiatieven die zijn ondernomen om deze te vermijden.” Het eerste citaat is uit 2000 en komt uit de uitgave van PIV in 2000 “Buitengerechtelijke kosten: vijf visies op de redelijkheid”. De toon in het voorwoord over de toen ook al bestaande BGK-discussie was nog optimistisch. In het tweede citaat uit 2012 heeft de moedeloosheid duidelijk toegeslagen. Ook de artikelen van verzekeraarszijde en slachtofferadvocatenzijde in het themanummer van Letsel & Schade over BGK (2016) stemden niet tot optimisme. In mijn artikel uit 2020 voor dit tijdschrift maakte ik echter wel melding van pogingen om de BGK-discussie in rustiger vaarwater te leiden. Er liepen toen een paar projecten waarbij tussen verzekeraars en slachtofferadvocaten geprobeerd werd om (ook) afspraken over betaling van de kosten rechtsbijstand te maken. Eén daarvan betrof een project van de LSA en verzekeraars over een BGK-voorschotregeling. Ten aanzien van dit laatste project pak ik in dit artikel de draad weer op, omdat dit project de fase van de steigers inmiddels is ontgroeid en steeds meer vorm krijgt. Het gaat om procesafspraken over buitengerechtelijke kosten in een pilot van de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA) en het Platform Personenschade (voorheen: PIV), hierna kortweg aangeduid met ‘BGK-pilot’.

VR 2021/137 Wet Mulder. Proceskosten. Samenhangende zaken.

Jurisprudentie
De kantonrechter is het eens met betrokkene dat de beslissing van de officier van justitie moet worden vernietigd, omdat daarin geen motivering wordt gegeven waarom in het kader van de vergoeding van proceskosten sprake is van samenhangende zaken. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte een vergoeding van proceskosten heeft toegekend op basis van een vergoeding voor samenhangende zaken. Volgens de officier van justitie is deze zaak als samenhangend met andere zaken aangemerkt, omdat de beslissing over de proceskosten in één besluit is genomen en

VR 2020/178 De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken

Artikel
VR 2020/178 De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken Mr. J.F. Roth * * Advocaat bij SAP Letselschade Advocaten te Amersfoort. Inleiding De buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand, afgekort BGK, vormen een belangrijk onderwerp in de letselschadepraktijk en een onderwerp dat veel stof voor discussie oplevert en aanleiding geeft tot veel verzuchtingen. Zoals deze van Lameris in 2012: 1) “Discussies over buitengerechtelijke kosten zijn nog altijd aan de orde van de dag, ondanks de initiatieven die zijn ondernomen om deze te vermijden.” In de uitgave van

VR 2020/124 Reikwijdte van art. 1019w Rv en verzoek vergoeding buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
Op 30 november 2016 is verzoeker in zijn busje van achteren aangereden door een ingevolge de WAM bij Unigarant verzekerde auto. Na het ongeval ervaart verzoeker nek-, rug- en schouderklachten, in verband waarmee hij zijn werk aanvankelijk tijdelijk heeft neergelegd. Drie maanden na het ongeval heeft verzoeker zijn werk weer volledig hervat, ondanks het persisteren van de klachten. Unigarant heeft aansprakelijkheid erkend voor het ontstaan van de aanrijding. Het eerste verzoek strekt ertoe dat de kantonrechter op de voet van art. 1019w e.v. Rv Unigarant zal veroordelen tot betaling van de