De BGK-pilot:
naar een verbetering van de betalingen van de buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken
Mr. J.F. Roth *
Inleiding
“Het zou goed zijn, wanneer deze uitgave er mede toe zou kunnen bijdragen dat discussies over (de omvang van) buitengerechtelijke kosten tot het verleden behoren. Niet zelden vertroebelt die discussie het verloop van de schaderegeling. Beide partijen zouden gediend zijn bij duidelijkheid vooraf, mits die duidelijkheid bestaat uit een regeling, waarin beide partijen zich kunnen vinden.”1)
“Discussies over buitengerechtelijke kosten zijn nog altijd aan de orde van de dag, ondanks de initiatieven die zijn ondernomen om deze te vermijden.”2)
Het eerste citaat is uit 2000 en komt uit de uitgave van PIV3) in 2000 “Buitengerechtelijke kosten: vijf visies op de redelijkheid”. De toon in het voorwoord over de toen ook al bestaande BGK-discussie was nog optimistisch. In het tweede citaat uit 2012 heeft de moedeloosheid duidelijk toegeslagen.
Ook de artikelen van verzekeraarszijde en slachtofferadvocatenzijde in het themanummer van Letsel & Schade over BGK (2016) stemden niet tot optimisme.4) In mijn artikel uit 2020 voor dit tijdschrift maakte ik echter wel melding van pogingen om de BGK-discussie in rustiger vaarwater te leiden.5) Er liepen toen een paar projecten waarbij tussen verzekeraars en slachtofferadvocaten geprobeerd werd om (ook) afspraken over betaling van de kosten rechtsbijstand te maken. Eén daarvan betrof een project van de LSA en verzekeraars over een BGK-voorschotregeling.6) Ten aanzien van dit laatste project pak ik in dit artikel de draad weer op, omdat dit project de fase van de steigers inmiddels is ontgroeid en steeds meer vorm krijgt. Het gaat om procesafspraken over buitengerechtelijke kosten in een pilot van de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA)7) en het Platform Personenschade (voorheen: PIV8)), hierna kortweg aangeduid met ‘BGK-pilot’.
Ik zal in dit artikel eerst kort iets zeggen over de beweegredenen voor partijen om met elkaar in overleg te gaan over de kosten rechtsbijstand in letselschadezaken. Daarna volgt een korte schets van de totstandkomingsgeschiedenis van de BGK-pilot en vervolgens zal ik de kernpunten uit de BGK-pilot bespreken. Ik sluit af met een blik naar de toekomst.
Waarom werkafspraken over de kosten rechtsbijstand?
Van de zijde van de verzekeraars wordt bij tijd en wijle gewezen op de (te) hoog oplopende transactiekosten voor de afwikkeling van letselschadezaken in relatie tot de uiteindelijke schadevergoeding welke bij het slachtoffer terechtkomt. Blondeel en Santen pleitten voor duidelijke normen in de letselschademarkt, “zodat aan de thans eindeloos gevoerde discussies toch eens een einde komt en bovenmatige transactiekosten worden voorkomen.”9) Die stelling met betrekking tot de bovenmatigheid van de kosten mist mijns inziens een deugdelijke onderbouwing10), maar feit is dat er sprake is van heel veel discussie over de omvang van de kosten rechtsbijstand. Een discussie die gaat over zowel het aantal door de belangenbehartiger van het slachtoffer gedeclareerde handelingen, de daarbij behorende uren als het daarbij gehanteerde uurtarief.11) Die discussie speelt niet alleen bij de eindafwikkeling van de letselschade maar vooral ook tijdens de periode van afwikkeling. Van Dijk merkte in 2006 reeds op dat ondanks het algemeen geaccepteerde uitgangspunt van vergoeding van BGK door de aansprakelijke partij de BGK en het debat over het medische en juridische causale verband tussen het letsel en de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis de belangrijkste struikelblokken vormen bij het afwikkelen van letselschadeclaims.12) Terecht merkt hij op dat het een discussie is die ook nog eens wordt vertroebeld door wantrouwen tussen partijen.13)
Wat er ook zij van de discussie over de hoogte van de BGK in letselschadezaken, wel blijkt uit deze discussie dat er aan de zijde van de verzekeraars een nadrukkelijke wens bestaat om meer grip te krijgen op de (hoogte van de) kosten rechtsbijstand.14) Dat was ook de reden voor het PIV om in 2004 de PIV-overeenkomst BGK, vaak aangeduid met ‘PIV-staffel’, te introduceren in een poging om tot normering van de kosten rechtsbijstand te komen.15) Het PIV had in 1998 reeds onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten tot een vorm van normering te komen. De centrale vraag bij dat onderzoek was of het mogelijk was om tot een vorm van normering te komen die:
a. bewerkstelligt dat de redelijke kosten worden vergoed en sfeerbedervende discussies over buitengerechtelijke kosten worden uitgesloten;
b. aanvaardbaar is voor de betrokken partijen (belangenbehartigers en verzekeraars);
c. en is gebaseerd op een eenvoudig te hanteren model.16)
De PIV-staffel heeft haar doel gehaald als het gaat om eenvoud, maar de staffel wordt door weinig letselschadeadvocaten geaccepteerd.17) Het belangrijkste bezwaar is dat de overeenkomst de onafhankelijkheid van de advocaat zou aantasten omdat de advocaat een eigen belang krijgt bij de omvang van de schade.
Weterings betoogt in 2008 dat het PIV-convenant Buitengerechtelijke Kosten door verzekeraars als uiterst positief wordt ervaren.18) Er is veel minder tussentijdse discussie over de kosten rechtsbijstand. De verzekeraar betaalt een voorschot en aan het einde van de schaderegeling vindt een definitieve afrekening plaats.
Voor de belangenbehartigers van slachtoffers is het van belang dat zij door betaling van de BGK hun cliënten goed kunnen bijstaan. Heel plat gezegd: de schoorsteen moet roken. Het niet betalen van declaraties leidt tot een stuwmeer aan onderhanden werk en brengt de bedrijfsvoering in gevaar. Het tekortschieten in tussentijdse (aanvullende) bevoorschotting op de BGK vormt daarom ook regelmatig aanleiding voor procedures. 19) Dat is onwenselijk en verstoort het regelingsklimaat, ofwel de relatie tussen (de advocaat van) het slachtoffer en de aansprakelijke partij. Maar ook de relatie tussen advocaat en cliënt kan onder druk komen te staan. De Tuchtraad Financiële Dienstverlening heeft daar oog voor blijkens de uitspraak van 13 januari 2022:20)
“Aangeslotene heeft gedurende bijna anderhalf jaar noch naar de advocaat, noch naar klager gereageerd op de declaratie, terwijl zij kon zien dat de declaratie aan klager was gericht en gestuurd. Hierdoor bestond het risico dat de relatie tussen klager en zijn advocaat zou worden verstoord.”
Met de BGK-pilot wordt geprobeerd een balans te vinden tussen de verschillende belangen die spelen bij de afwikkeling van letselschade, in het bijzonder de kosten rechtsbijstand: meer grip op de BGK voor verzekeraars, waaronder ook meer uniformiteit in de wijze van declareren door LSA-advocaten, en voor de advocaten meer continuïteit in het declaratieproces (een meer constante geldstroom, een verbetering van de liquiditeit en minder onderhanden werk). Daarnaast wordt geprobeerd meer vertrouwen te creëren tussen partijen, onder andere door afspraken over wederzijdse aanspreekpunten en het inbouwen van overlegmomenten.
De totstandkoming van de BGK-pilot
Het model met procesafspraken over de BGK zoals dat nu wordt gehanteerd kent een lange voorgeschiedenis. In een interview met Peter Langstraat en Marco Speelmans in oktober 2021 voor het PPS-Bulletin wordt deze geschiedenis geschetst. 21) De eerste gesprekken over een oplossing voor de BGK-discussie tussen letselschadeadvocaten en verzekeraars vonden blijkens het interview al plaats in 2009. De standpunten over onder andere de te hanteren uurtarieven lagen toen echter te veel uiteen. In mei 2016 kwamen de gesprekken weer op gang. Dat gebeurde aanvankelijk tussen enerzijds de oud-voorzitters van de LSA Peter Langstraat en Geertruid van Wassenaer (op persoonlijke titel) en anderzijds vertegenwoordigers van een aantal verzekeraars. Dat overleg kreeg steeds meer vaste vorm en leidde in januari 2018 tot een BGK-commissie namens de LSA die overleg voerde met vertegenwoordigers van een aantal grote verzekeraars en het Verbond van Verzekeraars.22)
Het overleg leidde uiteindelijk tot een werkmodel en een BGK-pilotproject dat op 1 juni 2021 van start ging. Er was voorzichtig optimisme, maar er bestond bij de achterbannen ook veel scepsis. Ik verwijs daarvoor naar het genoemde interview in het PPS-Bulletin. De algemene ledenvergadering van de LSA was kritisch, maar met een kleine meerderheid werd toch besloten om de BGK-pilot een kans te geven. Daarbij speelt een belangrijke rol dat deelname door verzekeraars en LSA-advocaten op vrijwillige basis plaatsvindt; pas bij aanmelding voor de pilot gelden de gemaakte werkafspraken.
Kernpunten BGK-pilot
In de BGK-pilot zien de werkafspraken met name op de periode gedurende de afwikkeling van een letselschadezaak. Tijdens die periode gelden er afspraken over de betaling van de kosten rechtsbijstand tegen een voorlopig uurtarief. De hoogte van dat voorlopige uurtarief is afhankelijk van het (ingeschatte) belang van de zaak. Het gaat daarbij om 3 categorieën:
Categorie 1:
Dat betreft zaken met een belang vanaf € 5.000 tot en met € 10.000. Er geldt een voorschottarief van € 200 per uur23), waarbij als uitgangspunt wordt genomen dat de verzekeraar uiteindelijk in beginsel niet meer betaalt dan € 3.500 exclusief BTW, inclusief kantoorkosten, maar wel exclusief verschotten (dat zijn kosten voor opvragen van medische informatie, medisch adviseurs etc.). Er geldt een algemene hardheidsclausule als sprake is van een onredelijke uitkomst.
Met ingang van 1 juni 2023 is het uurtarief in categorie 1 verhoogd naar € 215 per uur. Het maximumbedrag is opgehoogd naar € 3.750 exclusief BTW en inclusief kantoorkosten.
Categorie 2
Deze categorie betreft zaken met een belang vanaf € 10.001 tot en met € 25.000. Er geldt een voorschottarief van € 200 per uur. Er geldt anders dan bij categorie 1 geen maximumbedrag voor de BGK. Er zijn wel drie tussentijdse toetsmomenten:
1. Bij het bereiken van € 5.500 aan betaalde BGK voorschot;
2. 1 jaar na de melddatum van de zaak bij verzekeraar;
3. 2 jaar na de melddatum.
Bij de toetsmomenten vindt er overleg plaats tussen de verzekeraar en de LSA-advocaat. Er wordt dan besproken wat er nog in een zaak moet gebeuren en de BGK voor het vervolg worden dan begroot.
Met ingang van 1 juni 2023 is het uurtarief in categorie 2 verhoogd naar € 215 per uur.
Categorie 3
Deze derde categorie betreft zaken met een belang vanaf € 25.001,-. Er geldt een voorschottarief van € 230 per uur en ook hier geldt geen maximumbedrag voor de hoogte van de BGK. Ook voor deze categorie gelden de toetsmomenten zoals vermeld bij categorie 2. Met ingang van 1 juni 2023 is het uurtarief in categorie 1 verhoogd naar € 245 per uur.
Onderdeel van de afspraken is dat in de periode dat de voorschotregeling geldt24), er geen discussie wordt gevoerd over de tijd die aan een zaak wordt besteed. Mogelijke discussie over het aantal uren vindt uitsluitend plaats op een tussentijds toetsmoment of bij de eindregeling van de letselschade.
Het gaat uitdrukkelijk om voorschottarieven. Bij de eindregeling kan in beginsel het normale uurtarief van de advocaat alsnog in rekening worden gebracht over de gewerkte uren. Of dat een redelijk tarief is en of de gedeclareerde uren redelijk zijn wordt getoetst aan de criteria van art. 6:96 lid 2 BW.
Er is expliciet in de regeling opgenomen dat de afspraken over het voorschottarief geen normerende werking mogen hebben in het kader van de definitieve beoordeling van de redelijkheid ex. art. 6:96 lid 2 BW van de in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten. Ook in zijn algemeenheid is het niet de bedoeling dat in discussies over de hoogte van het uurtarief worden verwezen naar de BGK-pilot voorschottarieven. Dat geldt dus ook voor niet-deelnemers aan de BGK-pilot: de in de BGK-pilot gehanteerde uurtarieven mogen niet als argument worden gebruikt in discussies over de BGK-nota’s.25)
Er zijn voorts afspraken gemaakt over het aantal declaraties per jaar. Het aantal declaraties op jaarbasis wordt beperkt tot maximaal 4 (goed gespecificeerde) declaraties per jaar per zaak. In uitzonderlijke gevallen kan dit worden uitgebreid met twee extra declaraties, met een minimumbedrag van € 1.000 per declaratie. Verschotten zoals bijvoorbeeld kosten van de medisch adviseur, experts en rekenkundige bureaus vallen hier buiten. De declaraties moeten binnen 4 weken na ontvangst worden betaald.
Toekomst BGK-pilot
De evaluatie26) van de BGK-pilot bij zowel de verzekeraars als de LSA heeft er toe geleid dat de pilot die in beginsel twee jaar zou lopen (1 juni 2021 tot 1 juni 2023) nu zal worden voortgezet. Dat zal onder een andere naam gebeuren: ‘Werkafspraken BGK LSA-Verzekeraars’. Het gaat dus niet langer om een pilot, maar het zijn nu werkafspraken.
De proof of the pudding is in the eating: het succes van de BGK-werkafspraken zal uiteindelijk afhangen van het nakomen van de gemaakte afspraken. Het tijdig (binnen 4 weken) betalen van de declaraties is daarbij cruciaal en ook de wijze waarop de BGK-discussie bij de eindafwikkeling van de letselschadezaak plaatsvindt. Bij die eindafwikkeling staan zowel de gedeclareerde (en als het goed is ook betaalde) uren alsnog ter discussie en zal er ook overleg dienen plaats te vinden tegen welk uurtarief er uiteindelijk (en dus ook met terugwerkende kracht) dient te worden afgerekend. Er hebben blijkens de evaluatie van de BGK-pilot onder de LSA-leden nog niet zoveel eindafwikkelingen in BGK-pilotzaken plaatsgevonden. Dus de pilot is op dat punt nog niet echt ‘getest’. Hoe dat gaat uitpakken zal de komende tijd moeten blijken.
Belangrijk is mijns inziens dat op het moment dat partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de einddeclaratie er dan niet alsnog een langslepende discussie ontstaat. De BGK vormen over het algemeen een onderdeel van de te tekenen vaststellingsovereenkomst, wat zou betekenen dat zolang er geen overeenstemming is over de BGK er ook geen overeenkomst kan worden getekend en de (slot)betaling van de schadevergoeding aan het slachtoffer niet kan plaatsvinden. Dat is een zeer onwenselijke situatie. Uiteraard kunnen bij de discussie de contactpersonen die als aanspreekpunten fungeren bij de BGK-pilot27) de knoop doorhakken, maar als dat niet helpt zou het goed zijn om een derde dat te laten doen, zonder dat er een gerechtelijke procedure hoeft te worden doorlopen.28) De BGK-pilot is immers ontwikkeld om de oplossing van de BGK-problematiek in eigen hand te houden en niet over te laten aan de politiek of de rechterlijke macht.29)
In mijn artikel in dit tijdschrift in 2020 heb ik er al op gewezen dat er reeds een commissie bestaat die deze BGK-discussies kan beslechten.30) Als een discussie tussen partijen over de BGK vastloopt en het slachtoffer wordt bijgestaan door een LSA-advocaat, dan kan het geschil namelijk worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Declaraties van de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA).31) Dit is een onafhankelijke commissie. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee andere leden. Zij mogen geen lid of aspirant-lid zijn van de vereniging.32) Tot nu toe werd de commissie steeds gevormd door rechters.
De commissie beoordeelt niet alleen de nota van de advocaat, maar ook de kosten die te maken hebben met het medisch en arbeidsdeskundig onderzoek, actuariële berekeningen en medische advisering, voor zover deze kosten als kosten van rechtsbijstand worden gedeclareerd.33) Cruciaal voor het slagen van een dergelijke alternatieve wijze van geschillenbeslechting is wel dat het een korte, snelle procedure moet zijn en dat betekent dat de Geschillencommissie Declaraties het veel drukker zal gaan krijgen en de personele bezetting zal moeten worden uitgebreid. Als dat echter een snelle afwikkeling door deskundige (in de letselschade ingevoerde) commissieleden betekent en een ontlasting van de rechterlijke macht. dan lijkt mij dat een mooie uitdaging.
Met de BGK-werkafspraken is een belangrijke stap gezet naar een oplossing voor de discussies over BGK-nota’s tijdens het lopende schaderegelingsproces. Die discussies verstoren het onderhandelingsklimaat onnodig. Het zoveel als mogelijk voorkomen van die tussentijdse discussies is dan ook vooral in het belang van het slachtoffer.
Die discussies zijn daarmee niet van tafel, want bij de eindregeling van de schade moet ook over de BGK-nota over de totale werkzaamheden in de letselschadezaak overeenstemming worden bereikt. De ervaring leert echter, en dat is ook de hoop en verwachting bij de afwikkeling van ‘BGK-werkafspraak’-zaken, dat ook die discussie in goed overleg kan worden beslecht. In een volgend evaluatiemoment zal worden bezien of die verwachting is uitgekomen.
1. M.F.H.M. van Haastert, De tweede redelijkheidstoets. Wanneer is er sprake van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte? In: Buitengerechtelijke kosten, uitgave PIV, 2000, p. 69.
2. M.F. Lameris, De stand van zaken in de rechtspraak – Buitengerechtelijke kosten en de dubbele redelijkheidstoets, PIV-bulletin 2012, nr. 1 p. 4. Zie ook eerder reeds Chr. van Dijk, (Buiten)gerechtelijke kosten: Ongemakkelijk, in: Tijd is geld, Stichting PIV, Den Haag 2006, p. 152.
3. PIV betekent: Personenschade Instituut van Verzekeraars. Stichting PIV is per 1 januari 2020 geïntegreerd in het nieuwe Platform Personenschade (PPS) van het Verbond van Verzekeraars.
4. A.F.J. Blondeel en A.E. Santen, 30 jaar redelijkheid bij de BGK: enkele overwegingen van de verzekeraars, L&S 2016, nr. 4, p. 53-60 en J.G. Keizer, C.C.J. de Koning, E.F. Klungers en J.F. Roth, Buitengerechtelijke kosten, een terugkerende discussie in letselschadezaken, L&S 2016, nr. 4, p. 61-69.
5. J.F. Roth, De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken, VR 2020/178 (afl. 11 ), p. 322-332.
6. BGK = Buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand. Zie hierover bijvoorbeeld: J.F. Roth, BGK (redactioneel), L&S 2016, nr. 4, p. 3-4.
7. Zie: www.lsa.nl
8. Zie hiervoor: noot 3.
9. A.F.J. Blondeel en A.E. Santen, 30 jaar redelijkheid bij de BGK: enkele overwegingen van de verzekeraars, L&S 2016, nr. 4 p. 57.
10. Zie: J.F. Roth, De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken, VR 2020/178 (afl. 11), p. 325-326. Van Dijk (Chr. van Dijk, (Buiten)gerechtelijke kosten: Ongemakkelijk, in: Tijd is geld, Stichting PIV, Den Haag 2006, p. 127) concludeerde in 2006 dat op basis van onderzoek door de Katholieke Universiteit Brabant (J.M. Barendrecht, C.M.C. van Zeeland, Y.P. Kamminga en I.N. Tzankova, Schadeclaims: kan het goedkoper en minder belastend? Centrum voor Aansprakelijkheidsrecht, WODC 2004) en het onderzoek van Weterings (W.C.T. Weterings, Vergoeding van letselschade en transactiekosten, Deventer, 1999; van dezelfde auteur, Efficiëntere en effectievere afwikkeling van letselschadeclaims, diss. Tilburg 2004) moeilijk kan worden geconcludeerd dat de kosten in Nederland te hoog zijn. Het verdient volgens hem aanbeveling dat naar de hoogte van deze kosten deugdelijk empirisch onderzoek wordt gedaan alvorens te beslissen of maatregelen genomen moeten worden om deze te reduceren. Dat deugdelijke onderzoek is er mijns inziens nog steeds niet.
11. Zie hierover J.F. Roth, De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken VR 2020/178 (afl. 11), p. 328-331.
12. Chr. van Dijk, (Buiten)gerechtelijke kosten: Ongemakkelijk, in: Tijd is geld, Stichting PIV, Den Haag 2006, p. 125.
13. Daar heeft Van Dijk zeker een punt. Het is dan ook belangrijk dat partijen in de letselschadewereld werken aan dat vertrouwen. Niet voor niets is vertrouwen ook één van de intrinsieke waarden die ten grondslag ligt aan de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL).
Gedragscode Behandeling Letselschade, 2012, p. 16 (zie: https://deletselschaderaad.nl/downloads/GBL-20121.pdf).
14. Zie bijvoorbeeld het PIV-jaarverslag 2013, www.stichtingpiv.nl, waarin wordt aangekondigd dat het PIV in 2014 met de LSA en ASP de mogelijkheden zal gaan verkennen om tot normeringsafspraken te komen. Ook Van Dijk geeft in 2006 aan dat hij steeds meer tot de conclusie komt dat een zekere – indicatieve – normering van de buitengerechtelijke kosten wenselijk is: Chr. van Dijk, (Buiten)gerechtelijke kosten: Ongemakkelijk, in: Tijd is geld, Stichting PIV, Den Haag 2016, p. 152.
15. Zie website PIV: www.stichtingpiv.nl: Persbericht: PIV wil normering nota belangenbehartiger bij personenschade, 24 januari 2008. Voor de meest recente PIV-overeenkomst BGK: http://stichtingpiv.nl/wp-content/uploads/2015/12/PIV-staffel-BGK-2016.pdf
16. Zie hierover: W.S. De Vries, Buitengerechtelijke kosten, vijf visies op de redelijkheidstoets: de tweede normering van buitengerechtelijke kosten, Stichting PIV 2000, p. 98.
17. De Vereniging van Letselschade Advocaten (LSA) acht het lidmaatschap van haar vereniging en deelname aan de PIV-overeenkomst BGK onverenigbaar met elkaar. Zie: LSA Nieuwsbrief 2014 en A.R.M. Berntsen & K. Nijman, Normering is de normaalste zaak van de wereld … … dus waarom geen PIV-normering BGK (voor LSA-advocaten)? PIV-bulletin, 1 december 2014.
18. W.C.T. Weterings, De (kosten van) afwikkeling van letselschadeclaims op macroniveau, in: De kosten van het geschil, Inleidingen gehouden op het symposium van de Vereniging van Letselschade Advocaten 2008, Den Haag, p. 139.
19. Zie bijvoorbeeld: Rechtbank Midden-Nederland 17 juli 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5293, Rechtbank Rotterdam 28 oktober 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:7641, Rechtbank Gelderland 6 januari 2016, www.letselschademagazine.nl/2016/rb-gelderland-060116, Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 maart 2016, Stichting PIV, Rechtbank Rotterdam 20 oktober 2016, Stichting PIV, Rechtbank Rotterdam 23 november 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:10107, Rechtbank Noord-Holland 24 november 2016, www.letselschademagazine.nl/2016/rb-noord-holland-241116, Rechtbank Rotterdam 21 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2139, Rechtbank Midden-Nederland 7 juni 2017, www.letselschademagazine.nl/2017/rb-midden-nederland-070617, Rechtbank Rotterdam 22 januari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:427, Rechtbank Den Haag 29 januari 2018, http://www.letselschademagazine.nl/2018/rb-den-haag-290118, Rechtbank Gelderland 25 april 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2361, Rechtbank Gelderland 16 mei 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2354, Rechtbank Gelderland 5 juli 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3403, Rechtbank Midden-Nederland 12 september 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:6862, Rechtbank Rotterdam 19 september 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:7828, Rechtbank Rotterdam 18 oktober 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:8629, Rechtbank Rotterdam 21 december 2018, http://www.letselschademagazine.nl/2019/rbrot-211218, Rechtbank Den Haag 22 januari 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:871, Rechtbank Rotterdam 22 maart 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:2274, Rechtbank Rotterdam 20 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2346, Rechtbank Amsterdam 26 april 2021, https://platformpersonenschade.verzekeraars.nl/wp-content/uploads/Unorganized/Vonnis-Rechtbank-26-april-2021.pdf, Rechtbank Noord-Nederland 4 mei 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1508, Rechtbank Rotterdam 24 maart 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:2398, Rechtbank Rotterdam 27 juli 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:6579,
20. Tuchtraad Financiële Dienstverlening 13 januari 2022, Uitspraak 22-001.
21. Interview met Peter Langstraat en Marco Speelmans – Procesafspraken over buitengerechtelijke kosten, PPS-Bulletin oktober 2021, p. 32-36 (https://platformpersonenschade.verzekeraars.nl/wp-content/uploads/2021/…).
22. Leden van de BGK-commissie van de LSA: Peter Langstraat, Geertruid van Wassenaer, Henriëtte Vos, Linda van Schoonhoven en John Roth.
23. Voor alle in de BGK-pilot vermelde tarieven geldt: exclusief BTW en inclusief kantoorkosten en exclusief verschotten.
24. Dat is de periode tussen het moment dat de advocaat zich bij de verzekeraar heeft gemeld en het moment van de eindregeling in de letselschade.
25. Zie Interview met Peter Langstraat en Marco Speelmans – Procesafspraken over buitengerechtelijke kosten, PPS-Bulletin oktober 2021, p. 34-35.
26. De eerste ervaringen van de deelnemende LSA-kantoren waren na de nodige opstartproblemen in de beginfase overwegend (voorzichtig) positief. Als positief werd vermeld dat de meeste verzekeraars, zeker nadat de pilot wat langer liep, tijdig en zonder discussie de BGK-nota’s betaalden. Het voorlopige uurtarief werd door advocaten in verband met de inflatie wel als te laag ervaren. Dat tarief is echter – zie hiervoor – met ingang van 1 juni 2023 verhoogd.
27. De contactpersonen bij LSA-kantoren én contactpersonen bij de verzekeraars.
28. In het geval er tijdens de loop van de letselschadezaak discussies ontstaan over de BGK-pilot/BGK-werkafspraken, dan kan de ‘Evaluatiecommissie’ om bemiddeling worden gevraagd. In deze commissie zitten twee vertegenwoordigers van de verzekeraars en twee vertegenwoordigers van de LSA die allen bij de totstandkoming van de BGK-pilot betrokken zijn geweest.
29. Zie Interview met Peter Langstraat en Marco Speelmans – Procesafspraken over buitengerechtelijke kosten, PPS-Bulletin oktober 2021, p. 36.
30. J.F. Roth, De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken, VR 2020/178 (afl. 11), p. 331-332. De Geschillencommissie Declaraties van de LSA kan bijvoorbeeld ook al optreden in discussies tussen advocaat en cliënt over de uitleg van de RUB-overeenkomst: zie noot 21 model RUB-overeenkomst (https://www.advocatenorde.nl/resultaatgerichte-beloning).
31. M.F.H.M. van Haastert, De tweede redelijkheidstoets. Wanneer is er sprake van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte? In: Buitengerechtelijke kosten, uitgave PIV, 2000, p. 58-59.
32. Art. 3 LSA-Reglement tot het beslechten van geschillen inzake declaraties.
33. M.F.H.M. van Haastert, De tweede redelijkheidstoets. Wanneer is er sprake van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte? In: Buitengerechtelijke kosten, uitgave PIV, 2000, p. 59.