overmacht

VR 2017/59 Vertraging luchtvervoer, overmacht.

Jurisprudentie
Eisers hebben bij gedaagde een vliegreis geboekt en zijn gearriveerd met meer dan 4 uur vertraging. Zij vorderen conform artikel 7 EG-Verordening 261/2004 een bedrag van € 600,- per persoon. Gedaagde stelt allereerst niet aansprakelijk te zijn, nu het daadwerkelijke vervoer is verricht door een andere maatschappij. Voorts is er sprake van overmacht, nu de vertraging werd veroorzaakt door een technisch mankement dat ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet eerder ontdekt kon worden. De rechtbank stelt vast dat de vervoersovereenkomst is gesloten met gedaagde, zodat deze moet

VR 2017/49 Deelgeschil; verkeersongeval auto en fietser, overmacht.

Jurisprudentie
Automobilist X stond op een smalle weg (ca. 3 meter breed) half in de berm stil om een tegemoetkomende auto (Y) te laten passeren. De weg is zo smal dat auto's elkaar in beginsel alleen kunnen passeren als één auto voor de andere uitwijkt. Terwijl Y langs X reed, fietste verweerder op een racefiets met hoge snelheid tussen de auto's door. Hij raakte daarbij spiegel van de auto van X en kwam ten val. De WAM-verzekeraar van X vraagt een verklaring voor recht dat sprake is van overmacht in de zin van art 185 WVW. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van overmacht. Van het feit dat X zijn auto

VR 2017/23 Aansprakelijkheid wegbeheerder; scheur in wegdek.

Jurisprudentie
De tienjarige X keerde in de schemer terug van het strand, met K achterop en P op de fiets achter hen. Tijdens een vrij steile afdaling in het duinpad kwam zij ten val, waarbij zij hersenletsel heeft opgelopen. Op de plaats van het ongeval zat een scheur in het fietspad van ongeveer 5 meter in de lengterichting, met aan het eind een andere scheur er haaks op. De moeder van X (appellante) heeft de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk gesteld. Een door appellante ingeschakelde deskundige (Y) heeft vastgesteld dat de weg ter plaatse niet voldeed aan de CROW-normen en er ook anderszins niet zo

VR 2017/08 Wanprestatie, overmacht, bewijslast, matiging.

Jurisprudentie
Appellant (gedaagde in eerste aanleg) heeft een proefrit met een motor gemaakt, waarbij er een eenzijdig ongeval heeft plaatsgevonden en de motor ernstig is beschadigd. Het hof kwalificeert de afspraak dat er een proefrit gemaakt mocht worden als een bruikleenovereenkomst. Appellant had de verplichting de motor in goede staat terug te brengen en is hierin tekort geschoten (6:74 BW). De claim van appellant dat het ongeval werd veroorzaakt door een technisch mankement en dat aldus sprake is van overmacht (6:75 BW) wordt niet gehonoreerd, nu de stelplicht en bewijslast van die omstandigheid op

VR 2016/126 Overmacht in het verkeer; een zeldzaamheid of toch niet?

Artikel
VR 2016/126 Overmacht in het verkeer; een zeldzaamheid of toch niet? Mrs. R. Rutten en V. Oskam * * Beiden advocaat bij Van Traa Advocaten N.V. te Rotterdam, mr. Oskam is tevens redacteur van Verkeersrecht. De aanleiding voor het schrijven van dit artikel vormt een beschikking in deelgeschil d.d. 18 april 2016 waarbij de rechtbank tot het oordeel kwam dat sprake was van overmacht van de gemotoriseerde verkeersdeelnemer. 1) Dit lijkt op het eerste gezicht een uitzondering op de uit de jurisprudentie en literatuur af te leiden ‘hoofdregel’ dat zelden of nooit sprake zal zijn van een geslaagd

VR 2016/138 Verkeersongeval; eigen schuld; reflexwerking 185 WVW; geen
overmacht.

Jurisprudentie
Verzoekster reed rond 23:00 uur op een scooter en moest plotseling hard remmen om verweerder te ontwijken, waarbij zij ten val kwam en haar enkel brak. Verweerder reed op een fiets zonder licht en negeerde het stopbord op grond waarvan hij verzoekster voorrang had moeten geven. De kantonrechter stelt voorop dat de beoordeling moet gebeuren aan de hand van 6:162 BW, waarbij 185 WVW reflexwerking heeft. Dat brengt mee dat, behoudens overmacht, een deel van verzoeksters schade voor haar rekening blijft. De 50%-regel is echter niet van toepassing. Voor overmacht is vereist dat verzoekster rechtens

VR 2016/137 Overmacht 185 WVW; gevaarzetting; eigen schuld.

Jurisprudentie
De Bornsche Beeklaan (BB) heeft twee smalle eenrichtingsstroken, gescheiden door een groenstrook. Deze weg wordt gekruist door een chicane. De automobilisten hebben voorrang op de fietsers die hiervan gebruikmaken, zoals is aangegeven met haaientanden. Verzoeker wilde (op 16 juli 2013) op zijn racefiets vanaf de chicane de BB oversteken, maar kwam in botsing met automobilist A (verzekerd bij Generali). In 2013 heeft de gemeente (verzekerd bij Achmea) de groenstrook voor het eerst ingezaaid. De groenstrook was ten tijde van het ongeval nog niet gemaaid. Verzoeker stelt dat hij door de hoge

VR 2016/133 Verkeersongeval; geen overmacht.

Jurisprudentie
Eiseres was buschauffeur. Een werknemer van gedaagde is in een vrachtwagen tegen haar bus aangereden, waarbij eiseres zeer ernstig letsel heeft opgelopen. Gedaagde verweert zich in de procedure met een beroep op overmacht, omdat de chauffeur gedwongen zou zijn geweest uit te wijken in verband met een verkeersfout van een derde. De rechtbank passeert dit verweer, nu deze stelling in het geheel niet is onderbouwd en uit het dossier blijkt dat het ongeval is ontstaan toen de remmen van de vrachtwagen blokkeerden. Onder die omstandigheden heeft gedaagde niet aan haar stelplicht voldaan. Voorts kan

VR 2016/129 Verkeersaansprakelijkheid; geen overmacht; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
Bij een wielerwedstrijd in Oostenrijk is X bij een afdaling frontaal op een hem tegemoetkomende auto gebotst, bestuurd door Y (verzekerd bij Generali) die op deze weg (de B176) reed in strijd met het tijdelijke inrijverbod. X nam bij de afdaling de binnenbocht, op de linkerbaan. X heeft het ongeval niet overleefd. Y is in Oostenrijk strafrechtelijk veroordeeld voor dood door schuld, met als strafverminderende factor dat X door op de linkerbaan te rijden eigen schuld heeft gehad aan het ongeval. In de hoofdzaak vorderen de nabestaanden van X van Generali vergoeding van overlijdensschade

VR 2016/128 Aanrijding met tram; reflexwerking 185 WVW; geen overmacht.

Jurisprudentie
Op 30 november 2004 heeft er een aanrijding plaatsgevonden tussen automobilist X (appellant) en een tram, waarvan HTM (geïntimeerde) de eigenaar was. Daarbij is appellant tegen de zijkant van de tram aangereden, waarbij onder meer schade aan de auto is ontstaan. Appellant vordert vergoeding van deze schade en stelt daartoe onder meer dat hij bij groen licht de kruising op is gereden, zodat de tram op dat moment rood licht moet hebben gehad en hem derhalve ten onrechte geen voorrang heeft gegeven. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en daartoe onder meer overwogen dat de reflexwerking