sanctie

VR 2023/137 Publieke opinie en verkeersstrafrecht

Artikel
VR2023-12_illu
Het is algemeen bekend dat de relatie tussen de publieke opinie en de strafrechtspleging vaak gespannen is. De publieke opinie is, als product van in de maatschappij levende opvattingen, nu eenmaal niet vrij van emoties en geestdriften, en dat botst nog wel eens met de rationele distantie die kenmerkend is voor de strafrechtspleging. Deze spanning treedt waarschijnlijk het meest duidelijk naar voren bij strafbare feiten in de sfeer van de zeden en die in het verkeer. Een substantieel deel van de Nederlanders (zo’n 70%) vindt dat de straffen die in Nederland worden opgelegd over het algemeen ‘te licht’ zijn, en verkeerszaken lenen zich er bij uitstek voor om dat (voor)oordeel te bevestigen. In de nasleep van een ernstig verkeersongeval ontstaat dan ook geregeld iets wat criminologen ‘morele paniek’ noemen: grote maatschappelijk verontwaardiging over een gebeurtenis (het verkeersongeval en de strafrechtelijke reactie daarop) dat als symptomatisch wordt beschouwd voor een grotere maatschappelijke misstand (lankmoedige rechters, een tekortschietend strafrecht), waardoor disproportionele aandacht voor dat incident ontstaat.

VR 2023/89 Dood door schuld. Beginnend bestuurder. Strafmaat.

Jurisprudentie

Als beginnend bestuurder heeft de verdachte zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend een auto bestuurd, met zeer ernstige gevolgen voor de passagiers van de auto. Vanwege dit zware verwijt aan de verdachte, met grote gevolgen, is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een geldboete, een taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf of een combinatie van deze straffen. De verdachte heeft als bestuurder van het voertuig onverantwoorde risico’s genomen, niet alleen met zijn eigen leven maar ook met name met het leven van andere inzittenden en

VR 2023/23 Dood door schuld. Strafmaat. Redelijke termijn.

Jurisprudentie

Verdachte is, onder invloed van drank en cannabis, als bestuurder van een personenauto ter hoogte van een rotonde tegen een trottoirband gereden, waardoor hij met zijn personenauto over de kop is geslagen en tegen een lantaarnpaal is gebotst, waarbij een inzittende uit de auto is geslingerd en is komen te overlijden (art. 6 WVW1994). Het betreft een zeer ernstig feit dat met name voor de nabestaanden van het slachtoffer, die ten tijde van het ongeval 28 jaar was, onherstelbaar leed moet hebben toegebracht. Daarbij heeft verdachte de grenswaarde voor het gebruik van alcohol fors overschreden

VR 2022/180 Meerdere overtredingen. Samenloop. Cumulatie van sancties.

Jurisprudentie

De betrokkene pleegde meerdere snelheidsovertredingen achter elkaar. Er is geen sprake is van een voortgezette handeling, maar van meerdere overtredingen, nu de betrokkene zich telkens in een nieuwe verkeerssituatie heeft begeven en telkens opnieuw de maximumsnelheid heeft overschreden. Tussen de verschillende snelheidsoverschrijdingen is aldus sprake van verschillende beslismomenten en heeft de betrokkene voldoende gelegenheid gehad om zijn verkeersgedrag aan te passen. Er is echter wel sprake van één gebeurtenis/moment in de zin van de art. 2 WAHV, Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven

VR 2022/169 Dood door schuld. Roekeloosheid. Rijden onder invloed. Strafmaat. LOVS-oriëntatiepunten. Doorrijden na ongeval. Benadeelde partij. Affectieschade. Shockschade.

Jurisprudentie

De verdachte bestuurde een Audi A6 en reed onder invloed van veel alcohol (1,68 promille) met zeer hoge snelheid (130 km/u) door rood licht de kruising op. Hij botste vervolgens tegen een Volkswagen Up die op dat moment werd bestuurd door het slachtoffer. Als gevolg van deze botsing is zij ter plaatse overleden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal van de in de artikel 5a WVW genoemde gedragingen, namelijk het niet verlenen van voorrang, het overschrijden van de maximumsnelheid en het door rood rijden. Daarbij was sprake van een ernstige mate van overtreding van die

VR 2022/86 Rijden zonder rijbewijs. Recidive. Samenloop.

Jurisprudentie

Op grond van het bepaalde in de artikelen 9 lid 2 en 176 lid 4 van de Wegenverkeerswet 1994 (zoals geldend ten tijde van het toen aan de orde zijnde feit), in verband met de artikelen 57 en 63 WvSr, zou bij een gelijktijdige bestraffing van de bewezenverklaarde misdrijven (rijden zonder geldig rijbewijs), voor alle feiten tezamen een gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden kunnen worden opgelegd. Dit betekent dat er, gelet op eerdere veroordelingen, geen ruimte meer bestaat een gevangenisstraf of werkstraf op te leggen.

VR 2022/85 Dood door schuld. Roekeloosheid. Straatrace?

Jurisprudentie

De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto roekeloos gedragen. Binnen de bebouwde kom heeft de verdachte met een snelheid van tussen de 147 km/uur en 168 km/uur gereden daar waar een maximumsnelheid van 50 kilometer gold. Hij heeft zich daarbij laten leiden door het rijgedrag van een andere bestuurder. Nadat hij deze bestuurder met zeer hoge snelheid heeft ingehaald, heeft hij waargenomen dat het latere slachtoffer doende was de weg over te steken. Anticiperend daarop heeft hij een stuurbeweging naar links gemaakt, als gevolg waarvan hij in botsing is gekomen met slachtoffer 1

VR 2022/21 Verkeersteken. Onbevoegd geplaatst. Geen matiging of achterwege laten sanctie.

Jurisprudentie
De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1055, anders dan het hof eerder oordeelde, bepaald dat de omstandigheid dat een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, niet met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften is geplaatst, niet kan worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in artikel 9 lid 2, aanhef en onder b, Wahv, dat wil zeggen noch als een omstandigheid waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, noch als een omstandigheid waarin de betrokkene verkeert. Het verweer dat de inleidende beschikking bij het ontbreken van het

VR 2022/05 Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats. Voor het openbaar verkeer openstaande weg. Omstandigheid die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijkt?

Jurisprudentie
De betrokkene heeft geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats van het Groene Hart Ziekenhuis. De omstandigheid dat het bord waarop wordt vermeld dat op het parkeerterrein van het Groene Hart Ziekenhuis de regels van de WVW 1994 gelden niet leesbaar is, omdat dit bord gedeeltelijk aan het zicht is onttrokken door een heg, geeft geen aanleiding om de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen. Geen rechtsregel schrijft immers voor dat men hierop moet worden gewezen. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de geldende verkeersregels

VR 2020/157 Stilstaan langs gele streep. Wettelijke grondslag. Sanctie.

Jurisprudentie
De betrokkene wordt verweten dat zij geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt (artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)). Volgens vaste jurisprudentie van het hof staat het niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften - daaronder te begrijpen: overeenkomstig een geldig verkeersbesluit - en terecht is geplaatst. Dat is slechts anders in het geval de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersteken betrekking heeft, dat bij gevolg geven aan dat teken de