uitsluitingsgrond

VR 2023/146 Geen dekking voor schade veroorzaakt onder invloed van alcohol.

Jurisprudentie

Op 1 januari 2019 heeft X een verzekering afgesloten bij Achmea, in welke verzekering een alcoholclausule was opgenomen. Op 22 juli 2019 veroorzaakt X onder invloed van alcohol een dodelijk ongeval. Achmea betaalt € 30.657,35 aan de benadeelde. In deze zaak vordert Achmea dat X € 25.000 van het uitgekeerde bedrag aan haar betaalt, waarbij zij haar rechten voor de invordering van het resterende bedrag reserveert. X stelt dat hem geen ernstige schuld verweten kan worden en wijst erop dat hij nog niet onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld. De kantonrechter wijst de vordering toe en

VR 2023/76 (met noot) Dekking onder WAM of SVI? Uitleg polisvoorwaarden. Bestuurder ex art. 4 lid 1 WAM.

Jurisprudentie
Op 5 november 2016 is automobilist A een eenzijdig ongeval overkomen. Passagier D trok vanaf de achterbank aan de handrem, waardoor de auto in een dwarsslip terechtkwam en naast de rijbaan tegen een betonnen pilaar botste. A en zijn bijrijder B droegen geen gordel en werden uit de auto geslingerd. Zij raakten zeer ernstig gewond, als gevolg waarvan B is overleden en A hersenletsel oploopt. A wordt volledig arbeidsongeschikt verklaard. Passagiers C en D raakten licht gewond. In het bloed van A wordt alcohol en cocaïne aangetroffen. D wordt strafrechtelijk vervolgd. De auto was overeenkomstig de

VR 2022/093 Naar betere praktische hanteerbaarheid van de opzetclausule

Artikel
VR 2022/093 Naar betere praktische hanteerbaarheid van de opzetclausule
Ter inleiding is een korte schets van de problematiek rond de opzetclausule wellicht welkom. Bij aansprakelijkheidsverzekeringen sluit de opzetclausule opzet van de verzekerde van dekking uit en het gaat er om hierbij een goed evenwicht te vinden tussen de belangen van verzekeraars, verzekerden (daders) en slachtoffers. Te bedenken valt dat de uitkering van de verzekeraar niet zelden het enige substantiële vermogensbestanddeel is waarover de dader beschikt. Er rijzen vragen als: moet onder opzet ook voorwaardelijk opzet vallen? Moet bepaald worden dat het opzet gericht dient te zijn zowel op de gedraging als op het gevolg daarvan of alleen op de gedraging? Moet de opzetclausule beperkt zijn tot het geval dat het opzet van de dader (de verzekerde) precies was gericht op het ingetreden feitelijk gevolg (zodat daarbuiten geen dekking bestaat), of moet de dekking ruimer zijn en ook het geval bestrijken dat het opzet van de dader was gericht op niet nader gespecificeerde gevolgen van vergelijkbare ernst? Denk bijv. aan de voorshands onduidelijke, uiteenlopende gevolgen die lukraak gerichte trappen tegen het lichaam kunnen hebben. Het is meermalen voorgekomen dat een opzetclausule in de rechtspraak anders werd uitgelegd dan verzekeraars bedoeld hadden. Dan kwam er een nieuw model opzetclausule om hun bedoeling te verduidelijken.

VR 2021/104 Verhaal verzekeraar op andere verzekeraar in twee hoedanigheden.

Jurisprudentie
In 2011 heeft een aanrijding plaats gevonden tussen een Lexus en een Mercedes. De Lexus werd door een medewerker van de garage opgehaald bij de berijder voor een onderhoudsbeurt in de garage. Het ophalen voorafgaand aan het onderhoud vond plaats in het kader van een "Red Carpet Treatment" die de garage biedt aan bezitters van een Lexus. De Lexus kwam tijdens het ophalen op de verkeerde weghelft terecht en kwam in aanrijding met de Mercedes. De Mercedes is WAM, casco en SVI verzekerd bij A. De Lexus is WAM-verzekerd bij B. De garagehouder heeft een garagepolis bij A, met daarop WAM-dekking voor

VR 2021/52 Verkeersongeval; inzittende trekt aan handrem; WAM-verzekeraar aansprakelijk voor schade bestuurder; eigen schuld.

Jurisprudentie
In 2016 heeft op de ringweg in Groningen een noodlottig ongeval plaatsgevonden. Drie teamgenoten (A, B en C) reden na een voetbalwedstrijd in een bestelbus van hun vereniging samen met hun voormalige trainer (D) naar voetbalclub X om een feest te bezoeken. A zat achter het stuur en B zat naast hem. C zat achter A en D zat achter B. Geen van hen droeg een veiligheidsgordel. Op enig moment heeft D plotseling aan de handrem van de auto getrokken. De auto reed toen ongeveer 70 km/uur. De auto is in een dwarsslip terechtgekomen, tegen een betonnen pilaar gebotst, rechts om zijn as getold en op de

VR 2021/47 Eenzijdig ongeval werknemer vof; vof aansprakelijk; aansprakelijkheidsverzekeraar en assurantietussenpersoon vof nietaansprakelijk.

Jurisprudentie
Op 9 februari 2013 heeft A (toen 20 jaar oud) een eenzijdig verkeersongeval gehad. A was in de auto van zijn zus onderweg naar Tiel. Daar moest hij een onderdeel ophalen voor de bestelbus van een klant van B. B is het bedrijf van de vader en de broer van A. A verrichtte in die periode werk voor B. A heeft bij het ongeval ernstig hersenletsel opgelopen. B had via C als tussenpersoon bij D een garageverzekering afgesloten. B heeft op grond van die verzekering de schade van A als gevolg van het ongeval bij D geclaimd. D heeft geen uitkering verleend. A zoekt verhaal voor zijn schade bij B, C en D

VR 2020/173 Politieachtervolging; schade aan politieauto; verdachte aansprakelijk.

Jurisprudentie
A heeft, toen hij in zijn bestelauto reed, een stopteken van de politie genegeerd. In een daarop volgende achtervolging heeft een surveillancewagen van de politie tegen de achterzijde van bestelauto geramd met als doel hem te laten stoppen en te kunnen aanhouden. Bij deze actie is autoschade ontstaan aan de surveillancewagen. De gevolmachtigde van de WAM-verzekeraar van de bestelauto (B) heeft deze schade aan de politie vergoed. In deze procedure vordert B dat A het bedrag dat B aan de politie heeft uitgekeerd aan B betaalt.De kantonrechter overweegt dat A jegens de politie onrechtmatig heeft

VR 2020/51 Joyriding; verwijtbaar handelen verzekerde; geen polisdekking.

Jurisprudentie
A heeft een bestelauto geleased bij X. Op een nacht heeft de 16-jarige zoon van A de bestelauto meegenomen zonder toestemming van A. De zoon is toen betrokken geraakt bij een eenzijdig ongeval waarna de bestelauto total loss is verklaard. De bestelauto was verzekerd bij B. A vordert schadevergoeding van B. B stelt dat ingevolge art. 8 lid 3 en 7 van de polisvoorwaarden geen dekking wordt verleend indien de feitelijke bestuurder niet in het bezit is van een geldig rijbewijs of indien de verzekerde niet de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen om joyriding te voorkomen. A beroept zich op

VR 2019/77 Dekkingsgeschil; joyriding.

Jurisprudentie
Eiser heeft sinds mei 2016 een bestelauto geleased bij Autolease Company. De bestelauto is 'Beperkt Casco' verzekerd bij ASR. Op 21 oktober 2016 is de zestienjarige zoon van eiser zonder diens toestemming in de bestelauto gaan rijden. Tijdens deze rit is de zoon een ongeval overkomen waarbij de bestelauto total loss is geraakt. ASR weigert vervolgens de schade aan de bestelauto te vergoeden, omdat de feitelijke bestuurder niet in het bezit was van een rijbewijs en omdat eiser niet de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen om joyriding te voorkomen. ASR wijst erop dat ingevolge artikel 8

VR 2019/40 Regres WAM-verzekeraar op verzekerde; polisuitsluiting; ongeldig rijbewijs.

Jurisprudentie
Op 10 juli 2011 is appellant, op dat moment WAM-verzekerd bij ASR, met zijn auto betrokken geraakt bij een verkeersongeval. ASR heeft aansprakelijkheid jegens de andere betrokkenen aanvaard en de schade vergoed. ASR heeft vervolgens regres genomen op appellant. Die vordering is door de rechtbank (integraal) toegewezen. Het hof stelt vast dat de polisvoorwaarden een tweetal dekkingsuitsluitingen bevatten ten aanzien van (1) het niet beschikken over een geldig rijbewijs en (2) het ontbreken van rijbevoegdheid. Blijkens de polisvoorwaarden gelden deze uitsluitingen niet voor de verzekerde die