De deelgeschilprocedure: tien jaar appel en cassatie

VR-kort
Artikel
13 oktober 2020

Mr. dr. M. Wesselink
Op 1 juli 2020 bestaat de deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade tien jaar. Dit jubileum leent zich er goed voor om na te gaan welke procesrechtelijke perikelen zich in appel en cassatie hebben voorgedaan. Inherent aan de aard van appel en cassatie is immers dat enige tijd dient te zijn verstreken voordat hiervan sprake is. Dat geldt des te meer voor de toepassing van rechtsmiddelen tegen de deelgeschilprocedure omdat deze procedure juist beoogt partijen te stimuleren om hun geschillen zelf minnelijk af te handelen en het uitlopen van dit traject tijd vergt. Om die reden staat tegen de deelgeschilprocedure ook geen directe voorziening open (art. 1019bb Rv). Er is sprake van een uitgestelde en beperkte mogelijkheid van de inzet van rechtsmiddelen (art. 1019cc Rv). De auteur schetst in deze bijdrage eerst wat dit stelsel inhoudt en of daarvan vaak gebruik wordt gemaakt. Daarna worden de procesrechtelijke perikelen in appel en cassatie besproken.
Op 1 mei 2020 waren er op rechtspraak.nl 840 deelgeschilbeschikkingen gepubliceerd. Dat daartegen in een kleine tien jaar 72 arresten in appel en 5 in cassatie zijn gewezen, is niet veel. Zeker niet gezien het feit dat rechtspraak.nl niet alle aanhangig gemaakte deelgeschilprocedures en gewezen beschikkingen bevat. Het lage aantal appel- en cassatiearresten is positief omdat de deelgeschilprocedure beoogt de buitengerechtelijke onderhandelingen te faciliteren en doorprocederen te voorkomen. Dat neemt niet weg dat de arresten die wel in appel en cassatie zijn gewezen, het procesrecht op vele onderdelen hebben verduidelijkt.
Zo heeft de Hoge Raad bepaald dat doorbreking van het wettelijke, directe rechtsmiddelenverbod mogelijk is bij verzoekschriftprocedure; dat hoger beroep en cassatie via een dagvaardingsprocedure behoren plaats te vinden hoewel de deelgeschilprocedure zelf een verzoekschriftprocedure is; dat voor cassatieberoep een tussenuitspraak verlof van het gerechtshof is vereist, maar voor cassatie tegen een einduitspraak niet; dat art. 1019aa Rv voor de begroting van de kosten slechts voor de deelgeschilprocedure is gegeven en dat die regeling dus niet van toepassing is op de proceskosten van de dagvaardingsprocedure tussen dezelfde partijen waarin op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv tegen de deelgeschilbeschikking wordt opgekomen.
De gerechtshoven hebben eraan bijgedragen dat duidelijker is wanneer verzoeken tot tussentijds hoger beroep en hoger beroep gelijk met die van het eindvonnis in de bodemprocedure ontvankelijk zijn alsmede hoe de deelgeschilprocedure en de bodemprocedure zich tot elkaar kunnen verhouden.
 

Bron: 
TVP2020, afl. 1, p. 58-64