Prof. mr. B.F. Keulen, mr. A. Postma, prof. mr. H.D. Wolswijk
In dit onderzoek, dat, naar aanleiding van een discussie in de Tweede Kamer, in opdracht van het WODC en op verzoek van het Ministerie van VenJ is uitgevoerd door medewerkers van de vakgroep strafrecht en criminologie van de Rijksuniversiteit Groningen, wordt de straftoemeting ter zake van ernstige verkeersdelicten en het wettelijk kader waarin deze plaatsvindt onder de loep genomen. Ook werd door het ministerie verzocht onderzoek te doen naar het ‘strafgat’ bij roekeloos rijgedrag en tevens te bezien of de opsporingsbevoegdheden bij het doorrijden na een ongeval met ernstig letsel of de dood als gevolg dienen te worden uitgebreid. De onderzoeksvragen betreffen de straftoemeting bij ernstige verkeersdelicten, de opvattingen van praktijkjuristen over die straftoemeting en knelpunten van juridische of praktische aard bij de afdoening van ernstige verkeersdelicten. Uit het onderzoek volgen een aantal aanbevelingen die zien op de knelpunten van juridische of praktische aard die in de loop van dit onderzoek zijn geconstateerd. Van groot belang noemen de onderzoekers de aanbeveling inzake roekeloos rijgedrag dat zonder ernstige gevolgen is gebleven. Naar hun mening zijn er gronden voor de invoering van een strafbaarstelling die zeer gevaarlijk rijgedrag dat zonder gevolgen is gebleven met een hogere vrijheidsstraf dan twee maanden bedreigt. Inspiratie voor de vormgeving van een dergelijke strafbaarstelling kan worden geput uit het Duitse Strafgesetzbuch. De kern van een strafbaarstelling naar dit model zou bestaan uit een selectie van verkeersovertredingen waarvan het overtreden een zo groot gevaar kan opleveren dat een (veel) hogere straf onder omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn. Wat de bijkomende voorwaarden voor strafbaarheid betreft, lijken zowel de ernst van de verkeersovertreding als het geen acht slaan op (mogelijke) andere verkeersdeelnemers van cruciaal belang. Het strafmaximum van twee jaar dat op een vergelijkbare Spaanse strafbaarstelling is gesteld, zou voor Nederland een aanknopingspunt kunnen zijn.
Uitgeverij Paris 2017, 476 p., € 44,50
ISBN 978 94 6251 143 9