Medische aansprakelijkheid in Nederland: tijd voor een no faultsysteem?

VR-kort
Artikel
18 december 2019

Désirée Klemann, Rankie ten Hoopen en Helen Mertens
De toename van de schadelast van ingediende claims met betrekking tot de Nederlandse ziekenhuiszorg is indrukwekkend. Een recente analyse toont dat de totale schadelast vervijfvoudigde in een periode van tien jaar. Mede door de invoering van de Wet Affectieschade per 1 januari 2019 zal het medisch aansprakelijkheidsstelsel in de nabije toekomst verder financieel onder druk komen te staan. Behalve de toename van de schadelast was een aandachtspunt dat het huidige aansprakelijkheidsstelsel onvoldoende tegemoet zou komen aan de belangen en behoeften van de gelaedeerde patiënt en/of diens nabestaanden.
Dit doet de vraag rijzen of de financiële ontwikkelingen en knelpunten van niet-financiële aard (procedureel, emotioneel) van het huidige aansprakelijkheidsstelsel een wijziging van het recht met betrekking tot de vergoeding van medische schade rechtvaardigen. Regelmatig wordt gesuggereerd dat claimafhandeling op basis van een no fault systeem – waarbij een patiënt na een ongewenste uitkomst een financiële vergoeding krijgt, ongeacht of er sprake is van een (verwijtbare) fout – minder knelpunten kent en meer tegemoet komt aan de behoeften van een patiënt die stappen onderneemt wegens het vermoeden van een tekortkoming bij verleende zorg.
In dit artikel staat deze vraag centraal: is het tijd om in Nederland een no fault systeem te introduceren, ter vervanging of aanvulling van het huidige medische aansprakelijkheidsrecht? Bij de beantwoording van deze vraag wordt gekeken naar de ontwikkelingen in België, dat sinds de invoering van de Wet Medische Ongevallen in 2010 een tweesporensysteem hanteert. Naast de reguliere civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure biedt het Fonds voor Medische Ongevallen de mogelijkheid tot claimafhandeling op basis van een no fault systeem. Na een weergave én duiding van de Nederlandse schadeclaimcijfers volgt een korte uiteenzetting van het Nederlandse medisch aansprakelijkheidsrecht en de knelpunten bij de (gerechtelijke) afhandeling van claims. Aansluitend wordt het Nederlandse aansprakelijkheidsstelsel vergeleken met dat van België en wordt een antwoord gegeven op de vraag of het Belgische tweesporensysteem een goed alternatief zou zijn voor het stelsel dat Nederland nu heeft.
In hun conclusie stellen de auteurs dat een tweesporensysteem, zoals het Belgische, weinig tot niets toevoegt aan de huidige vergoedingsmogelijkheden. Grote knelpunten zoals deskundigenanalyses en causaliteitsvraagstukken blijven ook bij een no fault-compensatiesysteem onverminderd aanwezig. Ook op financieel, procedureel en emotioneel gebied lijkt een no fault systeem in de praktijk geen oplossing te bieden voor de knelpunten waar een patiënt die een schadeclaim indient op stuit.
De emotionele en procedurele knelpunten zijn inherent aan de aard en complexiteit van medische ongevallen, een categorie schadeveroorzakende gebeurtenissen waarin (de integriteit van) het menselijk lichaam centraal staat en de juridische beoordeling daardoor vaak sterk afhankelijk is van medisch deskundigenadvies. Het is een utopie te denken dat een wijziging van het medisch aansprakelijkheidsstelsel aan alle knelpunten tegemoet kan komen. Het huidige aansprakelijkheidsrecht biedt, zeker na de invoering van de GOMA en de Wkkgz én met de ruimte tot (patiëntgerichte) interpretatie van de wetgeving, de noodzakelijke instrumenten om in een goede klacht- en claimbehandeling te kunnen voorzien.
De auteurs geven een aantal praktijkgerichte adviezen die kunnen bijdragen aan een verbetering van het huidige medisch aansprakelijkheidsstelsel.
Allereerst lijkt er nog veel te verbeteren op het gebied van de juridische kennis van artsen en andere zorghulpverleners. Door een betere scholing op dit terrein kunnen niet alleen juridische, maar ook medische tekortkomingen worden voorkomen. Meer kennis van het medisch aansprakelijkheidsstelsel draagt, mede door wegneming van angst en misverstanden omtrent de juridische dimensie, bij aan een open houding bij incidenten en de nakoming van verantwoordelijkheden bij de afhandeling van een klacht of claim. Ook komt het onder andere ten goede aan het inzicht van de juridische functie van het patiëntendossier en een adequatere dossiervorming, wat kan bijdragen aan een vlottere afwikkeling van klachten en claims.
Daarnaast moet deelname aan de opleiding tot medisch deskundige worden gestimuleerd, bijvoorbeeld door binnen elk medisch specialisme een bepaald minimum percentage aan te houden van collega’s die op dit gebied geschoold moeten zijn en beschikbaar zijn voor medisch deskundigenonderzoek. Behalve tot een toename van het aantal deskundigen kan deze maatregel leiden tot een groter gevoel van betrokkenheid bij het klacht- en claimproces, waarmee defensieve geneeskunde kan worden tegengegaan.
Verder kan een regeling (in de GOMA, of eventueel wettelijk) die de verzekeringsmaatschappijen verplicht vroeg in het claimproces een voorstel te doen voor een te benoemen onafhankelijke, gezamenlijke medisch deskundige vertraging als gevolg van onenigheid over de persoon van de deskundige voorkomen, alsook de noodzaak reduceren om later eenzijdig te verzoeken tot een tweede deskundigenadvies.
De aard van het medisch aansprakelijkheidsrecht rechtvaardigt het voorts eveneens om nader onderzoek te doen naar de wenselijkheid en de mogelijkheid om een bepaalde rechtbank (en hof) aan te wijzen voor het behandelen van medische aansprakelijkheidszaken. Gespecialiseerde rechtspraak draagt vermoedelijk bij aan een vlottere procesgang. Bovendien kan het de rechtseenheid en daarmee de rechtsgelijkheid bevorderen.
Tot slot adviseren de auteurs te investeren in de begeleiding van patiënten door de interne klachtenfunctionarissen en de sinds april 2019 bij de medische tuchtcolleges werkzame tuchtklachtfunctionarissen. Deze kunnen sturing geven en ervoor zorgen dat klachten en claims zoveel mogelijk de daarvoor geëigende trajecten doorlopen (triagefunctie). De juiste route is essentieel, evenals oog voor de mogelijkheden tot versnelling van de procedure zoals, onder andere, de deelgeschilprocedure die kan bieden.
Ook de tuchtrechter heeft mogelijkheden het gedrag van betrokkenen (bij) te sturen door te appelleren aan de geldende (zelf)regulering en de verantwoordelijkheden met betrekking tot het verloop van de procedure.

Bron: 
NJB 15 november 2019, afl. 39, p. 2932-2944