Struikelen over buitengerechtelijke kosten

VR-kort
Artikel
13 november 2019

Mr. Petra Oskam
Het bereiken van overeenstemming over de omvang van de door de benadeelde gevorderde buitengerechtelijke kosten vormt in letselschadezaken een niet te onderschatten hindernis. Kort door de bocht geldt dat de verzekeraar zich regelmatig afvraagt of het maken van de kosten wel nodig was en of de in rekening gebrachte tijd werkelijk is besteed, terwijl het gehanteerde uurtarief te hoog is. Aan de andere kant is de belangenbehartiger van het slachtoffer, die voor zijn inkomen vaak grotendeels afhankelijk is van de vergoeding van buitengerechtelijke kosten, van mening dat er (te) moeilijk wordt gedaan over het uitbetalen daarvan.
Afgaand op de rechtspraak is er veel discussie over buitengerechtelijke kosten. In het afgelopen jaar zijn er opvallende uitspraken gedaan waarin de rechter kritisch oordeelt over de omvang van de gevorderde kosten en de werkwijze van de belangenbehartiger. Ook werd er kritisch geoordeeld over het enkel procederen ‘voor eigen gewin’. In dit artikel worden een paar van die uitspraken besproken.
Het is helder dat de belangenbehartiger er niet vanuit kan gaan dat alle tijd die aan een zaak wordt besteed, zonder meer moet worden vergoed. Van de belangenbehartiger mag worden verwacht dat hij ervoor zorgt dat de werkzaamheden binnen de perken blijven, ook als de cliënt om buitenproportioneel veel aandacht vraagt. Het enkele verzamelen van medische informatie en het doorsturen daarvan rechtvaardigt geen inzet van een letselschadespecialist met bijbehorend tarief. Wat ook niet als redelijk – integendeel: juist als apert onredelijk – wordt beschouwd is het declareren van administratieve werkzaamheden die niet door de belangenbehartiger zelf zijn verricht tegen specialistentarief.
Vanzelfsprekend moeten buitengerechtelijke kosten, als onderdeel van de door de benadeelde geleden schade, worden vergoed. De uitspraken roepen de vraag op of de benadeelde waar het om ging wel betrokken was bij de tijdsbesteding. Met andere woorden: zou de betreffende benadeelde, indien de rekening niet bij een aansprakelijke partij maar bij hemzelf zou zijn gepresenteerd, deze zonder slag of stoot hebben betaald? De auteur vraagt het zich af. Het zou de discussie over buitengerechtelijke kosten ten goede kunnen komen als expliciet blijkt of de benadeelde zich kan vinden in de aan de aansprakelijke partij voorgelegde nota.
Uit de uitspraken volgt dat de rechter kritisch is op belangenbehartigers voor wie de buitengerechtelijke kosten voorop lijken te staan, die geen moeite doen de kosten binnen het redelijke te houden en die te lichtvaardig een procedure starten met als inzet (hoofdzakelijk) de buitengerechtelijke kosten. Wat de auteur betreft een positief signaal.

Bron: 
PIV-Bulletin 2019, afl. 3, p. 5-8