Datum uitgave:
VR 2019/181 De "kettingbotsingclausule"
VR 2019/181 De “kettingbotsingclausule”: een bijzondere vergoedingsregeling in het Belgisch verkeersrecht Jeffrey Amankwah * * Assistent instituut Verzekeringsrecht KU Leuven. 1. Inleiding Het voorwerp van deze bijdrage heeft betrekking op een opmerkelijk verschil in de bestaande vergoedingsregelingen in het geval van een verkeersongeval in enerzijds België en anderzijds Nederland. Veelal zal in het geval van een verkeersongeval – waar een motorrijtuig bij betrokken is – beroep worden gedaan op het gemeen aansprakelijkheidsrecht. In de meeste gevallen zal ook de aansprakelijkheidsverzekeraar
VR 2019/182 Wettelijke rente over smartengeld wegens letsel
VR 2019/182 Wettelijke rente over smartengeld wegens letsel Pleidooi voor een consistent uitgangspunt Mr. dr. M.R. Hebly * * Universitair docent bij de sectie Burgerlijk recht van de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze bijdrage bouwt in belangrijke mate voort op zijn proefschrift Schadevaststelling en tijd (Den Haag: Boom juridisch 2019), waarin de rol van de factor tijd bij vaststelling van schade centraal staat. Met dank aan Janou Kempkes voor onderzoeksassistentie ten behoeve van dit artikel. 1. Inleiding In deze bijdrage wordt bepleit dat de vaststelling van
VR 2019/183 Proceskostenvergoeding als verdienmodel
VR 2019/183 Proceskostenvergoeding als verdienmodel Op de deurmat ligt (weer) een envelop met het logo van het CJIB. Kennelijk is er weer ergens een keer iets te hard gereden of een andere verkeersfout gemaakt. De boete bedraagt enkele tientjes. Menigeen neemt morrend zijn verlies en stort het verschuldigde bedrag in de Staatskas. Een beperkt deel van de getroffenen meent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Beroep op de officier van justitie en de rechter is de dan te bewandelen weg. Sommigen ervaren een verkeersboete echter per definitie als een daad van opperste onrechtvaardigheid en een
VR 2019/184 Zwaar lichamelijk letsel door schuld? Causaal verband. Gevaar.
Gelet op het verkeersgedrag van X - het maken van een bijzondere manoeuvre met flinke snelheid - en het aandeel dat hij heeft gehad in de botsing, is het hof van oordeel dat het verkeersongeval niet in redelijkheid is toe te rekenen aan het gedrag van de verdachte, ook al getuigt het gedrag van de verdachte van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
VR 2019/185 Wet Mulder. Heroverweging proceskostenvergoeding.
Tot op heden heeft het hof als uitgangspunt gehanteerd dat aanleiding bestaat om een verzoek om vergoeding van proceskosten in te willigen indien en voor zover een betrokkene in het gelijk wordt gesteld. Onder in het gelijk stellen wordt hierbij verstaan het op de door de betrokkene aangedragen gronden (geheel of gedeeltelijk) vernietigen van een beslissing van de kantonrechter, de officier van justitie of van de inleidende beschikking. Voor de beantwoording van de vraag of aanspraak kan bestaan op een proceskostenvergoeding wordt thans aansluiting gezocht bij de regeling van artikel 591a