‘Verlies aan verdienvermogen’ differentieert niet tussen zwart of wit

VR-kort
Artikel
13 oktober 2020

Mr. R. van Dort
Bij zwart werken worden arbeidsactiviteiten verricht waarbij ten onrechte geen belasting en sociale zekerheidspremies worden afgedragen. Kan een letselschadeslachtoffer als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is niet meer werken, dan rijst de vraag of het slachtoffer aanspraak heeft op vergoeding van de daardoor gemiste zwarte inkomsten.
In deze bijdrage wordt het vergoeden van gederfd inkomen uit zwart werk bij letselschade onder de loep genomen. Allereerst komt de auteur tot een afbakening van de te dezen relevante vertrekpunten, zowel binnen het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht als binnen het fiscale recht. Vervolgens gaat hij in op een voor de huidige schaderegelingspraktijk nog immer belangrijk arrest van de Hoge Raad uit 1983, dat nog steeds geldt als de bakermat voor de onbelaste of netto aanspraak op vergoeding voor verlies van arbeidskracht bij (ernstig) letsel. Een goed begrip van die rechtspraak en haar grondslag is van belang om in te kunnen zien waarom een schadevergoeding die wordt berekend op basis van inkomensverlies, fiscaal niet als zodanig wordt behandeld en buiten de heffingen blijft. Dit vormt de opstap naar beantwoording van de vraag die hier centraal staat: hoe moet in het kader van de schadebegroting worden omgegaan met gemiste inkomsten uit zwart werk? Deze vraag wordt belicht vanuit de lijn zoals de Hoge Raad die in zijn arrest in 2000 heeft getrokken, welke lijn in de latere rechtspraak consequent is doorgetrokken. Daarbij komen ook enkele bewijsrechtelijke aspecten aan de orde. Het verdisconteren van gemiste zwarte verdiensten in de schadebegroting wordt vervolgens aan de hand van een recente publicatie en een recente uitspraak van de voorzieningenrechter besproken vanuit het perspectief dat deze schade zou moeten worden geweerd uit de schadebegroting. Mede aan de hand van enkele constateringen vanuit de dagelijkse praktijk wordt onderzocht of dat redelijk en wenselijk is.
De auteur rondt zijn bijdrage af met het volgende. Slachtoffers verrichten meer dan eens en niet zelden structureel werkzaamheden waarvan de inkomsten niet worden opgegeven, en claimen die inkomsten als onderdeel van hun schade, wanneer ze die als gevolg van hun letsel mislopen. Bovendien maken slachtoffers, daarin niet belet door verzekeraars, veelvuldig gebruik van zwarte dienstverlening op het moment dat een letsel hun daartoe noopt.
Het schadevergoedingsrecht dient ertoe het slachtoffer zoveel mogelijk in de positie te brengen als waarin hij zou hebben verkeerd wanneer het letsel hem niet zou zijn overkomen. Daartoe wordt o.a. de arbeidsvermogensschade vergoed die als gevolg van het letsel is ontstaan. De rechtspraak van de Hoge Raad laat zien dat arbeidsvermogensschade wordt begroot op basis van zowel de gemiste officieel verdiende witte inkomsten als op basis van de aangetoonde gemiste zwarte verdiensten. Arbeidsvermogensschade kent derhalve een witte en een zwarte variant. De benadering van de Hoge Raad van de ‘zwarte vermogensschade’ zal er in de meeste gevallen toe leiden dat niet de volledige gemiste zwarte verdiensten in de schadebegroting zullen worden betrokken, maar de met een fictieve heffing gecorrigeerde inkomsten, alsof er belasting over werd betaald. Op die wijze is het vergoeden van ‘zwarte arbeidsvermogensschade’ geen vergoeding van schade in een niet-rechtmatig belang en is evenmin sprake van strijd met de openbare orde of goede zeden. Zouden de gangbare opvattingen hieromtrent wijzigen in die zin dat ‘zwarte arbeidsvermogensschade’ wordt verbannen uit de schadepraktijk, dan zal dat naar verwachting grote consequenties hebben voor de schadelast van verzekeraars. In dat geval is het immers logisch te veronderstellen dat dan ook de kosten van hulpverlening en ondersteuning niet meer tegen de gunstige zwarte tarieven worden vergoed, maar nog slechts op basis van de witte tarieven van professionele hulpverleners, die substantieel hoger liggen. Het één kan niet zonder het ander.
Het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht is bedoeld noch bestemd ter correctie van algemeen maatschappelijk onwenselijk geachte situaties. Bestrijding van zwart werk dient naar mening van de auteur via andere kanalen te verlopen. Dat ligt meer op het pad van de fiscus en niet op dat van de aansprakelijke verzekeraar die zich bovendien zelf ook niet onbetuigd laat wanneer het op vermijden van belastingbetaling aankomt in het kader van de schadebegroting.
 

Bron: 
AV&S augustus 2020, afl. 4, p. 136-146