Prof. mr. N. van Tiggele-van der Velde
Vanuit de gedachte dat strafrechtelijk optreden de effectiviteit van aanpak van verzekeringsfraude vergroot, is tussen Het Verbond van Verzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland, de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie het zgn. Kaderconvenant Samenwerking aanpak verzekeringsfraude en gerelateerde criminaliteit afgesloten. Samenwerking als zodanig is niet nieuw, want bijvoorbeeld in 2011-2012 is daartoe al een poging gedaan, maar verder dan dat kwam het niet. Nieuw aan dit initiatief is dat overgegaan wordt tot het aanbrengen van zaken waarin het feitenonderzoek niet door de politie, maar door de verzekeraar is gedaan. Een dergelijke stap roept een aantal vragen op. Dat is in ieder geval naar de formeel juridische haalbaarheid van zo’n procedure, maar ook en vooral komt de vraag op wat voor soort zaken daarvoor in de ogen van de convenantpartners geschikt is en ‘haalbaar’ zouden zijn.
In deze opinie bespreekt de auteur deze vragen. Zij acht dit verkort strafrechtelijk traject verzekeringszaken voorstelbaar en verdedigbaar. Maar vooral in zaken waarin de verzekerde de fraude betwist en deze in de civiele procedure ook niet is komen vast te staan, moet terughoudendheid worden betracht. In andere gevallen gelden ook in civilibus de nodige waarborgen. Bovendien geldt dat het nog steeds aan de strafrechter is om goed geïnformeerd, dus eerst na het onderzoek ter zitting, tot een beslissing te komen. Het vertrouwen daarin hoeft niet te worden aangetast alleen maar omdat de politie in het onderzoek niet is gekend.
Vervolging van verzekeringfraudeurs zonder politieonderzoek. Toelaatbaar?
Bron:
AV&S 2019, afl. 5, p. 168-171