Verkeersrecht

VR 2025/35 Drones

Artikel
VR 2025-4-illu
Storm schreef in 2016 een artikel over de aansprakelijkheidsrisico’s die gepaard gaan met het toenemende gebruik van drones. Aan het slot van zijn artikel formuleerde hij een aantal aanbevelingen. De aanbeveling voor verzekeraars was om droneverzekeringen te ontwikkelen die zowel het aansprakelijkheidsrisico als schade aan de drone zelf dekken. Nu, negen jaar verder, zijn er inderdaad verschillende aanbieders van droneverzekeringen op de Nederlandse markt. Afhankelijk van het gewicht van de drone en de gebruiksdoeleinden (zakelijk of hobbymatig) gelden op grond van Europese regelgeving verschillende verzekeringsregimes. Zoals hierna zal blijken bieden de meeste aansprakelijkheidsverzekeringen voor particulieren (AVP) enige dekking voor het risico van aansprakelijkheid voor schade toegebracht met een recreatief gebruikte drone. Op de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) is het risico van schade veroorzaakt met of door een drone doorgaans uitgesloten. Bedrijfsmatige exploitanten van drones moeten dus een aparte droneverzekering afsluiten.

VR 2025/36 Collectieve schadebegroting bij collectieve acties:

Artikel
Met de komst van de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA) per 1 januari 2020 is de collectieve schadevergoedingsactie in Nederland geïntroduceerd. Het bezwaar dat eerder aan het toelaten van een dergelijke actie in de weg stond – individuele omstandigheden zouden zich tegen een bundeling van schadevergoedingsaanspraken verzetten – achtte de wetgever anno 2020 niet meer doorslaggevend. De huidige praktijk laat immers zien dat de schadevergoeding voor een groep gedupeerden bepaald kan worden door een onderverdeling van deze gedupeerden in categorieën of aan de hand van een formule, ook wel damage scheduling genoemd. Verder heeft de wetgever bij de totstandkoming van de WAMCA aan de schadebegroting en -vergoeding in een collectieve actie weinig woorden gewijd. In de literatuur is er daarentegen een discussie gaande over de toepassing van het materiële schadevergoedingsrecht in de context van massaschade. Rechters zijn tot op heden nog niet tot het toewijzen van collectieve schadevergoedingen op basis van de WAMCA gekomen.

VR 2025/37 Over de fatbike en onuitvoerbare wensen van de Tweede Kamer

Column 15 april 2025
De fatbike mag al enige tijd genieten van politieke belangstelling. Al diverse keren is in de Tweede Kamer of tijdens commissievergaderingen gesproken over de fatbike als probleemvoertuig. Deze aandacht is ingegeven door verschillende overwegingen. Fatbikes blijken gemakkelijk op te voeren, waardoor zij harder kunnen rijden dan de voor elektrische fietsen toegestane maximumsnelheid van 25 km p/u. Ook kunnen zij worden voorzien van een gashendel, waardoor met het voertuig kan worden gereden zonder dat de gebruiker hoeft te trappen. Door die hogere snelheid of de gashendel is de betrokken fatbike verkeersrechtelijk een bromfiets, waarvoor een helmplicht en een minimumleeftijd van 16 jaar gelden. Door de hogere snelheid, in combinatie met het gewicht en de jeugdigheid van de gemiddelde gebruiker van een fatbike, zijn deze voertuigen een bijzondere bron van gevaren in het wegverkeer. Medici werkzaam in ziekenhuizen op de SEH maken melding van ernstige (hersen)letsels bij jeugdige gebruikers van fatbikes die betrokken zijn bij een verkeersongeval. Na het veroorzaken van een ongeval met een opgevoerde fatbike kan de vergoeding van toegebrachte schade problemen geven. Het ‘WAPpertje’ dekt deze vorm van schade niet, met als gevolg dat de jeugdige gebruiker en/of zijn/haar ouders aansprakelijk zijn voor de schade. Zeker als er sprake is van ernstige letsels gaat de vergoeding van die schade al gauw de gemiddelde draagkracht te boven, waardoor veroorzaker en slachtoffer van het verkeersongeval met financiële brokken worden geconfronteerd. Het gebruik van de fatbike en met name de mogelijkheid tot opvoeren daarvan moeten volgens menig politicus dus aan dikke banden worden gelegd.

VR 2025/38 Vervallenverklaring tenaamstelling. Verlies geldigheid kentekenbewijs.

Jurisprudentie

De uitspraak betreft een geschil tussen AVB Roosendaal en de RDW over de vervallenverklaring van de tenaamstelling van een voertuig vanwege twijfels over de identiteit na schadeherstel. Het voertuig was hersteld met onderdelen van een donorvoertuig, waardoor de RDW concludeerde dat het een samengesteld voertuig was als bedoeld in de Regeling voertuigen. Zo bepaalt het grootste deel van de carrosserie de identiteit van het voertuig. Omdat de achterzijde van het voertuig afkomstig was van een ander voertuig en dit het grootste deel van de carrosserie vormde, werd vastgesteld dat het VIN

VR 2025/39 Ongeldig verklaard rijbewijs vanwege onjuist verstrekte gegevens op het aanvraagformulier.

Jurisprudentie

Het rijbewijs van betrokkene is door Poolse autoriteiten ingenomen. Vervolgens heeft betrokkene een vervangend rijbewijs aangevraagd. Op het aanvraagformulier heeft betrokkene ingevuld dat hij zijn rijbewijs 'verloren' was. Het op basis van deze verklaring verstrekte rijbewijs is vervolgens ongeldig verklaard door de burgemeester aangezien het rijbewijs niet zou zijn verstrekt indien hem de ware feitelijke toedracht bekend zou zijn geweest. Artikel 124 lid 1 aanhef en onder a Wegenverkeerswet 1994 is dwingend geformuleerd en kent geen ruimte voor een belangenafweging. Daarnaast gaat het om een