Artikel
“Het zou goed zijn, wanneer deze uitgave er mede toe zou kunnen bijdragen dat discussies over (de omvang van) buitengerechtelijke kosten tot het verleden behoren. Niet zelden vertroebelt die discussie het verloop van de schaderegeling. Beide partijen zouden gediend zijn bij duidelijkheid vooraf, mits die duidelijkheid bestaat uit een regeling, waarin beide partijen zich kunnen vinden.” “Discussies over buitengerechtelijke kosten zijn nog altijd aan de orde van de dag, ondanks de initiatieven die zijn ondernomen om deze te vermijden.” Het eerste citaat is uit 2000 en komt uit de uitgave van PIV in 2000 “Buitengerechtelijke kosten: vijf visies op de redelijkheid”. De toon in het voorwoord over de toen ook al bestaande BGK-discussie was nog optimistisch. In het tweede citaat uit 2012 heeft de moedeloosheid duidelijk toegeslagen. Ook de artikelen van verzekeraarszijde en slachtofferadvocatenzijde in het themanummer van Letsel & Schade over BGK (2016) stemden niet tot optimisme. In mijn artikel uit 2020 voor dit tijdschrift maakte ik echter wel melding van pogingen om de BGK-discussie in rustiger vaarwater te leiden. Er liepen toen een paar projecten waarbij tussen verzekeraars en slachtofferadvocaten geprobeerd werd om (ook) afspraken over betaling van de kosten rechtsbijstand te maken. Eén daarvan betrof een project van de LSA en verzekeraars over een BGK-voorschotregeling. Ten aanzien van dit laatste project pak ik in dit artikel de draad weer op, omdat dit project de fase van de steigers inmiddels is ontgroeid en steeds meer vorm krijgt. Het gaat om procesafspraken over buitengerechtelijke kosten in een pilot van de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA) en het Platform Personenschade (voorheen: PIV), hierna kortweg aangeduid met ‘BGK-pilot’.