Datum uitgave:
VR 2017/06, Inkomensschade, geen causaal verband, redelijke toerekening.
Bij een aanrijding in 2000 heeft eiser, toen 18 jaar oud, zijn linkerenkel gebroken. Hij was toen werkzaam in de garage van zijn ouders en deed een opleiding voor 2 e monteur. Voor recht is verklaard dat Achmea 80% van de schade dient te vergoeden. Eiser is in 2005 een procedure gestart, die na jarenlang stilliggen in 2013 is voortgezet. De rechtbank heeft de vorderingen tot vergoeding van schade afgewezen, nu eiser deze vorderingen in het geheel niet had geconcretiseerd. Het hof oordeelt dat het verlies aan verdienvermogen niet in causaal verband staat tot het ongeval. Daarbij is van belang
VR 2017/07 Kop-staartbotsing; (geen) eigen schuld.
Op 24 april 2009 vond er op de N242 een kop-staartbotsing plaats, waarbij X (WAM-verzekerd bij de rechtsvoorganger van Allianz) achterop geïntimeerde is gebotst. Geïntimeerde stelt Allianz aansprakelijk op grond van het feit dat X niet erin is geslaagd om haar auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en daarmee de verplichting van artikel 19 RVV heeft geschonden. Allianz verweert zich door te stellen dat geïntimeerde een noodstop heeft gemaakt terwijl X dat niet hoefde te verwachten. Het hof stelt voorop dat het enkele feit dat
VR 2017/08 Wanprestatie, overmacht, bewijslast, matiging.
Appellant (gedaagde in eerste aanleg) heeft een proefrit met een motor gemaakt, waarbij er een eenzijdig ongeval heeft plaatsgevonden en de motor ernstig is beschadigd. Het hof kwalificeert de afspraak dat er een proefrit gemaakt mocht worden als een bruikleenovereenkomst. Appellant had de verplichting de motor in goede staat terug te brengen en is hierin tekort geschoten (6:74 BW). De claim van appellant dat het ongeval werd veroorzaakt door een technisch mankement en dat aldus sprake is van overmacht (6:75 BW) wordt niet gehonoreerd, nu de stelplicht en bewijslast van die omstandigheid op
VR 2017/09 Verkeersongeval; beroepsaansprakelijkheid advocaat.
Appellant is in december vroeg in de ochtend als voetganger op de provinciale weg aangereden en heeft daarbij (zeer) ernstig letsel opgelopen. Bij politieonderzoek is niet gebleken dat de automobilist de maximumsnelheid had overtreden, maar wel dat hij onder (forse) invloed van alcohol verkeerde. De WAM-verzekeraar heeft aangeboden 50% van de schade te vergoeden, gelet op de eigen schuld aan de zijde van appellant. De door appellant ingeschakelde advocaat X heeft hem geadviseerd dit aanbod te accepteren, wat appellant heeft gedaan. Appellant spreekt nu X aan en voert aan dat zij hem ten
VR 2017/10 Alcoholslotprogramma; ne bis in idem; adequate bestuursrechtelijke rechtsgang.
Eiser is als automobilist aangehouden voor rijden onder invloed. De strafrechter heeft een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd; daarnaast heeft het CBR eiser verplicht tot deelname aan het alcoholslotprogramma (ASP). Dit ASP-besluit is in rechte onaantastbaar geworden. In maart 2015 heeft de Hoge Raad (HR) in een andere zaak geoordeeld dat deze samenloop in strijd is met het ne bis in idem-beginsel. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft daarop geoordeeld dat de regeling van het ASP onverbindend is. Daarbij is opgemerkt dat deze uitspraak