Datum uitgave:
VR 2019/186 Procesrecht; deelgeschilbeschikking; kostenveroordeling; hoger beroep; tussenuitspraak; niet-ontvankelijk in cassatie.
A is als bromfietser een aanrijding overkomen met een bestelwagen. C is de aansprakelijkheidsverzekeraar van de bestuurder (B) van de bestelwagen. In een deelgeschilprocedure heeft de rechtbank voor recht verklaard dat B en C aansprakelijk zijn voor de schade die A door het ongeval heeft geleden en heeft B en C veroordeeld in de kosten van het deelgeschil (art. 1019aa lid 1 Rv jo. 6:96 lid 2 BWW). In deze bodemprocedure hebben B en C een verklaring voor recht gevorderd dat zij niet aansprakelijk zijn voor de schade van A en zij hebben verlof gevorderd om tussentijds hoger beroep in te stellen
VR 2019/187 Kop-staartbotsing; te weinig afstand; bewijswaardering.
Toen A in zijn auto op de snelweg reed, is hij van achteren aangereden door een andere auto die werd bestuurd door C. B zat als passagier naast A in de auto. D zat als passagier naast C in de auto. A stelt de verzekeraar van de auto van C aansprakelijk en vordert betaling van een schadevergoedingsvoorschot van € 5.000. De vraag is of het ongeluk is ontstaan doordat C te weinig afstand heeft bewaard tot de auto van A (en daarmee art. 19 RVV heeft overtreden) of doordat A onverwacht en zonder enige noodzaak heeft geremd. Op grond van de verklaringen van A, B, C en D oordeelt het hof dat C
VR 2019/188 Verzekeringsrecht; joyriding; geen verplichting tot terugbetaling uitgekeerd schadebedrag.
Op 27 juni 2016 heeft de minderjarige zwager van appellant door joyriding met de auto van appellant schade veroorzaakt aan een Mitsubishi en een Citroën. Ten tijde van dit voorval was de auto bij Allianz verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid. Allianz heeft als WAM-verzekeraar zowel aan de eigenaar van de Mitsubishi als aan de eigenaar van de Citroën een schadebedrag uitgekeerd. In eerste aanleg heeft Allianz gevorderd dat appellant de uitgekeerde schadebedragen aan haar moet terugbetalen. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen en heeft daartoe overwogen dat appellant op grond
VR 2019/189 Verkeersongeval; whiplash; ondernemer; schadeposten.
Op 15 november 2013 is eiser een verkeersongeval overkomen waarbij drie personenauto's waren betrokken. Terwijl eiser in zijn auto voor een openstaande brug stond te wachten, is een bestuurder van een achteropkomende auto tegen de auto achter eiser aangereden, die vervolgens tegen de achterzijde van de personenauto van eiser is gebotst. De bestuurder van de achteropkomende auto was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij ASR. ASR heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Eiser was ten tijde van het ongeval als zelfstandig ondernemer werkzaam binnen twee
VR 2019/190 Toepassing billijkheidscorrectie?
Op 16 april 2017 reden verweerder en verzoeker in hun auto's vanaf de dorpskern van Zuidlaren binnen de bebouwde kom richting de wijk Zuides. Op het moment dat verzoeker de door verweerder bestuurde auto inhaalde, stuurde verweerder de auto naar links om de Oude Dijk in te slaan. De voertuigen raakten elkaar, waarna verzoeker de macht over het stuur is kwijtgeraakt en de door hem bestuurde auto na een slip tegen een boom is beland. Als gevolg van het ongeval heeft verzoeker zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Sinds het ongeval verkeert verzoeker in coma. In dit geval twisten partijen over de