Datum uitgave:
VR 2019/68 Milieuzone. Bewijs.
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “handelen ism geslotenverklaring voor mrvtgen op meer dan 2 wielen, bord C6 bijlage I RVV 1990 (milieuzone)”. Naar oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Uit het dossier en wat door de vertegenwoordiger van de advocaat-generaal is aangevoerd ter zitting, is gebleken dat het voertuig bij het verlaten van de milieuzone zou zijn gefotografeerd. Het voertuig van de betrokkene is vanaf de voorkant gefotografeerd. Op de foto van de gedraging is
VR 2019/69 Buitengewoon opsporingsambtenaar. Bevoegdheid.
Artikel 3, eerste lid, van het ten tijde van de gedraging geldende Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 9 november 2010, nr. 5672782/Justis/10, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de gemeente Enschede in het domein openbare ruimte, houdt in dat de buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd is tot het opsporen van de strafbare feiten behorend bij domein I, Openbare Ruimte, van bijlage A-1 van de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar (verder: de Circulaire).Anders dan de gemachtigde wil doen geloven, was ten tijde
van de onderhavige
VR 2019/70 Maximumsnelheid. Trajectcontrole. Bebording.
Uit het zaakoverzicht blijkt dat de gedraging in de onderhavige zaak is geconstateerd door middel van een trajectcontrole op de autosnelweg A2. In afwijking van de reguliere maximumsnelheid op autosnelwegen zou op het betreffende traject ook op het tijdstip van de gedraging niet harder dan 100 km/h mogen worden gereden. Of er op het betreffende traject borden zijn geplaatst waarop deze afwijkende snelheid is aangegeven, blijkt echter niet uit het zaakoverzicht of uit andere stukken in het dossier.Nu de betrokkene van meet af aan heeft betwist dat de
juiste bebording was geplaatst en de
VR 2019/71 Schadebegroting; redelijke verwachtingen.
In 1996 is eiser, toen 30 jaar oud, een verkeersongeval overkomen. Direct na het ongeval was sprake van hoofd- en nekklachten. In 1997 en 2000 is eiser bovendien opgenomen geweest op de psychiatrische afdeling van verschillende ziekenhuizen. In 2001 stelde psychiater A de diagnose schizofrenie,
waarbij hij overwoog dat het ongeval weliswaar mogelijk een luxerende factor
was geweest, maar er op dat moment geen aanwijzingen meer waren dat de
schizofrenie het gevolg was van het ongeval. In 2004 is eiser bovendien
onderzocht door psychiater B, die onder meer concludeert dat eiser, indien het
VR 2019/72 Ruiterongeval: uiting van de eigen energie van de pony (art.
6:179 BW).
Op 4 januari 2012 is appellante tijdens een groepsles een ongeval overkomen. Aan het einde van de les werd gesprongen over een parcours bestaande uit vier of vijf hindernissen. De laatste hindernis was een zogenaamde dubbelsprong, twee op korte afstand van elkaar geplaatste hindernissen die bij elkaar horen, waarbij het paard na de eerste hindernis vrijwel direct de volgende hindernis moet nemen. De moeilijkheidsgraad van het parcours werd geleidelijk opgebouwd, waarbij appellante met haar paard (C) de hindernissen zonder problemen nam. Op enig moment weigerde het paard de tweede hindernis van