Datum uitgave:
VR 2020/47 Dood door schuld? Mobiele telefoon.
De verdachte heeft op de fiets het slachtoffer, lopend met een rollator op de Arnhemsestraatweg, aangereden. Het slachtoffer is daardoor gevallen en overleden.De verdachte heeft het slachtoffer niet waargenomen. Of dit
gekomen is omdat zij enkele seconden haar blik heeft geworpen op haar telefoon
om te zien hoe laat het is - vergelijkbaar met een blik werpen op een horloge -
kan niet worden vastgesteld. Het slachtoffer moet voor verdachte wel zichtbaar
zijn geweest en zij had haar rijgedrag daarop moeten afstemmen. Deze enkele
verkeersfout is voor het hof evenwel onvoldoende om te komen
VR 2020/48 Veiligheid op de weg. Gevaar. Mobiele telefoon.
De verdachte heeft tijdens het besturen van zijn personenauto op een mobiele telefoon naar een voetbalwedstrijd gekeken en heeft daarbij slingerend gereden. Hierdoor is de veiligheid op de weg in gevaar gebracht c.q. kon de veiligheid op de weg in gevaar worden gebracht, ook al had de verdachte zijn telefoon bevestigd op een wijze waarop ook een navigatiesysteem kan worden bevestigd.
VR 2020/49 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Aanmerkelijk of zeer onvoorzichtig?
De verdachte is met de door hem bestuurde auto op de achterste van een rij stilstaande auto's gebotst ten gevolge waarvan een ander zwaar lichamelijk letsel opliep. De rij met auto’s moet over langere afstand duidelijk zichtbaar zijn geweest voor de verdachte. Het hof concludeert dan ook dat de verdachte gedurende enige momenten - in gedachten verzonken - niet heeft opgelet op de weg en het verkeer dat zich op de weg bevond. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte bekend was met de verkeerssituatie en dus wist dat hij verkeerslichten naderde.Daarbij verkeerde de verdachte tijdens
VR 2020/50 Verzekeraar verwerkt recht andere verzekeraar als medeaansprakelijke te betrekken; beroep op subrogatie jegens verzekerde onaanvaardbaar.
In 2010 heeft op de N305 in Dronten een frontale botsing plaatsgevonden tussen een personenauto en een bedrijfsauto. De bestuurder van de bedrijfsauto (A) en twee inzittenden (B en C) hebben bij het ongeval letsel opgelopen. C zat op een zitplaats in de laadruimte van de bedrijfsauto en droeg geen autogordel. De personenauto was op grond van de WAM verzekerd bij Allianz. De bedrijfsauto was verzekerd bij Bovemij. Allianz heeft de schadeafwikkeling van B en C in behandeling genomen op basis van de Bedrijfsregeling Schuldloze Derde. In 2015 heeft Allianz A medeaansprakelijk gesteld voor de door
VR 2020/51 Joyriding; verwijtbaar handelen verzekerde; geen polisdekking.
A heeft een bestelauto geleased bij X. Op een nacht heeft de 16-jarige zoon van A de bestelauto meegenomen zonder toestemming van A. De zoon is toen betrokken geraakt bij een eenzijdig ongeval waarna de bestelauto total loss is verklaard. De bestelauto was verzekerd bij B. A vordert schadevergoeding van B. B stelt dat ingevolge art. 8 lid 3 en 7 van de polisvoorwaarden geen dekking wordt verleend indien de feitelijke bestuurder niet in het bezit is van een geldig rijbewijs of indien de verzekerde niet de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen om joyriding te voorkomen. A beroept zich op